vrijdag 30 december 2011

Vernielingsvuur ?

Rest de vraag, hoe effectief de Duitse artillerie was op deze gevechtsdag. Dat is nu niet meer zo gemakkelijk na te gaan.
Het kort na de strijd uitgevoerd veldonderzoek was erg summier.
De foto's geven geen duidelijk beeld en zijn vertekend door latere Nederlandse beschietingen. De verslagen uit beide kampen zijn moeilijk met elkaar te rijmen.

Wat de aan Duitse zijde aangewezen doelen waren, kan niet met zekerheid worden bepaald. Voor de hand ligt, om aan de Pag-kazematten P.10 en P.11 en de stekelvarkens in het Hoornwerk (S.12, S.13, S.14) te denken.
De als brandend verkende kazematten (36 b en 47) zouden P.10 en G.19 geweest kunnen zijn. Er is inderdaad een melding van brand voor P.10, maar niet van G.19. De laatste kazemat had veel treffers [van mitrailleur ?].

De volgende tabel geeft een overzicht van de gegevens uit de Nederlandse gevechtsverslagen.
Ze staan in volgorde van plaats in de HWL. Bovenaan de vuurposities bij Kruiponder, onderaan die in de Bastions. Daaronder nog de koepels die op de voorrand van de Grebbeberg stonden.
Bron: NIMH Coll 409 (Gevechtsverslagen) Inv Nr in laatste kolom

De verzamelde gegevens zijn niet 100% betrouwbaar. Niet altijd werd duidelijk, wat de aard van de schade was. Het begrip "voltreffer" is nogal snel gehanteerd. Soms werden meldingen over wapens of opstellingen in een verslag van een hogere commandant verwisseld. Meestal wist die ook alleen uit de tweede of derde hand wat er gebeurd was. Dan kan de informatie al vervormd zijn in het onderliggend rapport, en door de eigen interpretatie van de commandant nog verder vertekend raken.
Bijzonder is, dat ook een foute eerste beoordeling werd verbeterd. Het stuk Pag van Sgt Krooshof liep schade op. De sergeant rapporteerde dit als "vermoedelijk door handgranaten buiten gevecht gesteld". Zijn commandant (Elt Koerselman) beoordeelde de schade naar eigen bevindingen als die van een beschieting door de opening van het schietgat. Hij stelde deuken in schild en reminrichting vast [mogelijk van een mitrailleur] [NIMH Coll 409, Inv Nr 506028].

Duidelijk is hiermee, dat het opgedragen "vernielingsvuur" weinig of geen effect had. Ook niet kon hebben, want het werd eerst afgegeven van te grote afstanden (en met standaardmunitie). Mogelijk werden de batterijen uit Renkum daarom in de loop van de ochtend naar voren gehaald. Maar ook dat was nog niet dichtbij genoeg.
Niet vast te stellen is, welke schade precies door artillerievuur en welke door andere vijandelijke inwerking (mortier- of mitrailleurvuur, handgranaat, vlammenwerper) zal zijn veroorzaakt. Waar gegevens wijzen in de richting van artillerievuur als oorzaak van de schade, is een "A" in de tabel gezet.
Mijn conclusie is, dat ongeveer 10 zware wapens door inwerking van artillerievuur werden uitgeschakeld. Dat is op de circa 66 zware wapens in de HWL niet veel. Bovendien waren daar de meest hinderlijke zware mitrailleurs (G.5, G.6, G.7, G.20 en G.21) niet bij. Volgens het overzicht werd trouwens geen enkele koepel door vijandelijk vuur uitgeschakeld. De stekelvarkens liepen wel treffers op, vermoedelijk vooral scherfschade. Drie mitrailleurs werden vermoedelijk door artillerievuur tot zwijgen gebracht, maar 2 kregen een vervangend stuk.

Antwoorden
Nu dan mijn antwoorden op de aan het begin van deze serie gestelde vragen. De onderbouwing is te vinden in de voorgaande stukjes en wordt hier niet herhaald.

(1) De verdedigende kracht van het Hoornwerk, sleutelpunt in de defensie bij de Grebbeberg in mei 1940, was groter dan men zich tot nu toe meestal realiseerde. Naar mijn mening kregen de zwaktes door andere oorzaken (slechte verbindingen, munitiegebrek, haperende mitrailleurs, open opstellingen, inzakkende wil tot vechten) tot op heden teveel nadruk.
(2) Op 12.5.40 werden aan Duitse zijde waarschijnlijk tussen de 44 en 52 stukken ingezet. Die waren van II/AR 207 (twee batterijen 10,5 cm le FH 16), III/AR 207 (drie batterijen idem), III/AR 311 (drie batterijen 15,0 cm s FH (lg) 13), II/AR SS (drie batterijen 10,5 cm le FH 18), IV/AR 256 (twee batterijen 15,0 cm s FH 18). Alleen de inzet van 4 en/of 6/AR 207 is niet helemaal zeker.
(3) Eerste dagdoel was de HWL, met het gebied rond het Hoornwerk als sleutelpunt. Hierop werd van 12.20 - 12.40 uur een vuurconcentratie afgegeven met alle batterijen. De kazematten daar zijn zeker ook als doelen genomen. Verder vooral de flankerende kazematten in de HWL langs de Grift. Vanaf de vroege ochtend werd ingeschoten. Na de uitgevoerde verplaatsingen moest dat opnieuw gebeuren. Vooral door de twee batterijen van IV/AR 256 zullen storende vuren zijn afgegeven op de omgeving van Rhenen. Belangrijke doelen daar waren de aan- en afvoerwegen (knooppunten) en de daar vermoede Nederlandse batterijen.
(4) In de munitievoorraad waren vooral brisantgranaten beschikbaar en nog wat pantser- en rookgranaten. De brisantgranaten waren bijna allemaal voorzien van een schokbuis (instelbaar tot 0,25 sec vertraagd), voor maar ongeveer 8% van een gecombineerde tijd/schokbuis. De verdeling in de belading van het munitieschip voor Leibstandarte "AH" (en waarschijnlijk ook van Standarte SS "DF") wordt in het volgend diagram weergegeven.
Bron: NIMH Coll 410 (Praagse Collectie) Inv Nr 750079

(5) Over het uitgevoerde vuurschema is weinig met zekerheid bekend. Zie voor de hoofdlijnen (3).
(6) Het effect van de beschietingen was minimaal als het beoogd effect werkelijk "Zerstören" (vernielen) was. Maar vooral in het Hoornwerk waren de psychologische effecten zeer groot. Voor het "Niederhalten" (onderdrukken) zal het vuur op de verdediging in de HWL zeker merkbaar effect gehad hebben. Tenslotte vast ook wel het "Blenden" (belemmeren van waarneming) via ingestrooide rookgranaten. Al was die munitie schaars, zoals mede blijkt uit bovenstaand diagram. Betongranaten voor de 15,0 cm s FH 18 zullen niet aanwezig zijn geweest. Mogelijk wel voor de batterijen van s Art Abt 735. Die werden deze gevechtsdag nog niet ingezet.

Mijn totaalbeeld is, dat aan Nederlandse zijde een krachtiger verdediging werd gevoerd dan tot nu toe meestal werd aangenomen. Mogelijk hebben de Duitsers de defensieve kracht van deze sector zwaar onderschat. Anders zijn de drie opgegeven dagdoelen voor 12.5.40 (doorstoot door HWL, door Stoplijn, dan nog eens tot aan de (doorbraak van ?) spoorlijn bij Rhenen) niet te verklaren. De lat had dan veel te hoog gelegen. Onrealistisch hoog, wat demotiverend zou hebben gewerkt.
De gelaagde verdediging in drie lijnen zal hetzelfde effect hebben gehad als een verdediging in de diepte. Uit de dagboeken en andere publicaties komt grote frustratie over de langzame voortgang ("Durchfressen") naar voren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie