donderdag 27 mei 2010

Afronding

Mijn reconstructie van de stellingen van Duitse artillerie bij Wageningen is, zover als dat kan, voltooid. Deze steunt op gegevens uit verschillende bronnen. Vooral de Duitse KTB's met Bijlagen, Nederlandse Gevechtsverslagen, en drie verslagen van ooggetuigen uit Renkum en Wageningen. Daarnaast op door meelezers ingebrachte opmerkingen en materiaal, teveel om op te noemen.

Op grond van de nu bekende gegevens, zijn de volgende verplaatsingen aangenomen:
11 mei: II/AR SS betrekt stellingen in en bij de Villawijk. In de late avond, of vroege ochtend, volgen IV/AR 256 en III/AR 207 naar het ruime gebied rond de Eng.
12 mei: III/AR 311 komt tegen de middag bij Wageningen aan. In de loop van de middag ook s Art Abt 735. In de late avond of vroege ochtend werd de Divisie-artillerie, en vermoedelijk ook IV/AR 256, verplaatst. III/AR 311 ging naar stellingen W van Wageningen. S Art Abt 735 kwam in de Bosrand, en was in de ochtend van 13 mei tot vuren gereed. II/AR SS bleef in en bij de Villawijk.
13 mei: II/AR SS werd opnieuw niet verplaatst. De rest van de Divisie-artillerie gaat verder naar voren. III/AR 311 mogelijk naar de Blauwe Kamer.
14 mei: ID 207 zet de Achtervolging in op het terugtrekkend Nederlands leger. De divisie trekt op naar Utrecht. Verkennende SS-groepen gaan vooruit, en beschermen de flanken.

Stellingen van II/AR SS, aan de westzijde van de Villawijk, zijn voor twee batterijen bevestigd. Stellingen van IV/AR 256, en s Art Abt 735 in de Bosrand ("Bij Dorskamp") zijn ook vrij zeker.
De schets van Rechlin, uitgewerkt door Weidinger (situatie 12 mei, rond 14.20 uur) wordt door mij opgevat als aanduiding van de ingezette vuurkracht voor directe steun. Hun doel was niet, de plaats van elke eenheid aan te geven. III/AR 207 en III/AR 311 kunnen toen al wel W van de Diedenweg hebben gestaan.

De stellingen zijn niet allemaal met voldoende zekerheid te bepalen. Twijfelgevallen zijn vooral, of:
* s Art Abt 735 nog op 12 mei in actie kwam, en of de Mörsers nog op 14 mei bij de divisie waren
* IV/AR 256 in de Bosrand heeft gestaan, en waneer dit geschut W van de Diedenweg stelling nam
* III/AR 311 in de middag van 12 mei W van Wageningen kwam, en later bij de Blauwe Kamer heeft gestaan

Mocht nieuw materiaal aanleiding geven tot andere gezichtspunten en conclusies, dan zal dat worden gemeld.

Dit onderzoek heeft verrassingen opgeleverd. Eerder onbekende details over opmars, inzet, en samenstelling van de Duitse artillerie. Hieronder:
1) De Opmarswegen en Oorlogssamenstelling van deze Divisie, zijn nu per eenheid bekend. Duidelijk is, dat niet meer dan 50 vuurmonden zijn ingezet. AR 207 had geen IV/AR 207. Wel, als eigen "zware" afdeling, III/AR 311. Afkomstig uit een Landweerregiment. De artillerie was voor een deel nog niet gemotoriseerd. III/AR 207 en III/AR 311 beschikten nog niet over modern geschut. Het bestond volledig uit Houwitsers en Mörsers, met de volgende specificaties:


2) Net zoals in het Nederlandse leger, werden codes en schuilnamen gebruikt. Als verbindingsmiddelen radio's, telefoons met veldkabel, en lichtsignalen. Er zijn twee verbindingsschetsen van ID 207 aangetroffen.
3) De plaatsen van legering en van commandoposten zijn nader vastgesteld. Hiermee werd duidelijk, dat in de namiddag van 11 mei, de cp van ID 207 in Hotel de Wageningse Berg kwam. De cp van de artilleriecommandant, Oberst Metger, in Landhuis Belmonte. Op 13 mei was de cp van SS "DF" in Anna's Hoeve. Op 14 mei had IR 322 een cp bij Blauwe Kamer.
4) Van II/AR SS zijn verschillende foto's opgespoord. Hierop is steeds maar één stuk te zien, opgesteld aan de rand van de Villawijk. Daarmee zijn twee batterijlocaties van II/AR SS bekend. De tweede was volgens Nederlandse meldingen bij het Lexkesveer, Z van de straatweg Arnhem - Rhenen. Mogelijk werd die batterij nog verplaatst. De plaats van de derde batterij is nog niet vastgesteld.
5) Stellingen van III/AR 207, IV/AR 256, en s Art Abt 735, zijn maar bij benadering bekend. Op de Eng, en in de Bosrand.

Tot slot nu: Veel dank, voor alle ontvangen hulp en materiaal. Ook voor de boeiende discussies.
Zonder anderen tekort te willen doen, noem ik eerst Stichting De Greb. Daarvan de heren Goossens, Bol, en Bruinsma, die belangrijke bijdragen leverden. Door het beschikbaar stellen van een berg eigen materiaal, respons in de Discussiegroep op www.grebbeberg.nl, en door gedachtenwisselingen in mails.
Veel hulp en informatie kreeg ik verder van de Oudheidkundige Vereniging Oud Wageningen. Met name van de heren Van den Burg, Everdij, Olinga, en De Wit.
Speciale dank aan twee ooggetuigen, de heren Van der Schouw, en Van Tricht. Zij gaven mij nog informatie uit de eerste hand. Dergelijke bronnen zijn nu helaas schaars.
Lkol b.d. Brongers was zo vriendelijk mij nadere gegevens te verschaffen, over de inzet van s Art Abt 735.
Een bijzondere bijdrage leverde de familie Houdret. Van hen kreeg ik een map van Elt T.J. Houdret, Verkenner bij I-15 RA in mei 1940, in bruikleen. Uniek materiaal. Daarvan heb ik dankbaar gebruik gemaakt. Het leverde al enkele vondsten op.

woensdag 26 mei 2010

Vragen en antwoorden

Zeker is, na dit onderzoek, dat er op de Wageningse Berg Duitse artillerie in stelling heeft gestaan. II/AR SS stond in de Villawijk. IV/AR 256 eerst, en s Art Abt 735 waarschijnlijk daarvoor in de plaats gezet, in de Bosrand. Ruim genomen ook, III/AR 207 en III/AR 311 in het gebied tussen Wageningen en de Berg.

Er blijven belangrijke vragen open, over de inzet van al het geschut bij de Grebbeberg. Antwoorden daarop zijn, met de gegevens van nu, niet te vinden. Getuigen zijn er weinig meer. Herinneringen zijn verkleurd en vervaagd. Veel materiaal ging verloren.

Mogelijk, dat later toch nog een ontbrekend stuk informatie gevonden wordt. Bij mensen thuis, en verspreid over grote archieven, moet nog heel wat aanwezig zijn. Er worden nieuwe methoden voor opsporing en ontsluiting ontwikkeld. Digitaal te raadplegen verzamelingen en archieven, zijn in elk geval een grote verbetering. Soms, onverwacht, valt dan weer een stukje op zijn plaats. Dergelijke verrassingen vormen de motor voor mijn onderzoek.

Hoofdvraag van deze studie was, welke eenheden Duitse artillerie bij de strijd om de Grebbeberg zijn ingezet, en waar die (vermoedelijk) hebben gestaan. De gevonden antwoorden zijn, van dag tot dag, samengevat in de volgende tabel.


Er zijn verschillende vragen, die met de beschikbare gegevens geen afdoende antwoord kunnen krijgen. Het zou geweldig zijn, als daarvoor nog nieuw materiaal bovenkomt. Bijvoorbeeld:

1) Wat werd met de indeling bij de opmarsgroepen van Spoorweggeschut beoogd ? Nu is alleen een algemeen doel bekend. Vernieling van grote bunkercomplexen, om een plaatselijke doorbraak te forceren. Door de Duitse legertop werd daarbij zeker gedacht aan Kornwerderzand. Maar misschien ook aan de forten Pannerden, Westervoort, en de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ?

2) Hoe vaak, met welke batterijen, en hoe veel heeft I-12 RA gevuurd op de stellingen "Bij Dorskamp" ? En heeft dit vuur doel getroffen ? De gevechtsberichten zeggen hierover weinig of niets. De Cdt van 4-I-12 RA geeft alleen aan, dat de batterij op 12 mei zonder ophouden vuurde. De LKA, Kol Bartels, gaf een overzicht vuren van de LKA. Hieruit blijkt, dat vooral die dag vijandelijke artillerie werd bestreden. Onder meer door I-12 RA. Op de plaatsen "NO van Wageningen" en in "vt 176.12 - 443.05". En op de tijdstippen 11.05, 13.45, 17.00, 18.38. GenMaj tit. b.d. Nierstrasz schrijft deze aan 4-I-12 toe. Maar heeft 2-I-12 RA (de batterij in stelling rechtsvoor) ook niet op deze doelen gevuurd ? Vanzelfsprekend kon men tijdens de gevechten niet vaststellen in welke mate deze vuren de beoogde doelen troffen. Maar heeft men dit niet na de capitulatie verder onderzocht ?

3) Eén of tweemaal, dat is uit de stukken niet helemaal duidelijk, zijn de stellingen van Duitse artillerie in de bosrand NO van Wageningen gebombardeerd, en beschoten, door Nederlandse vliegtuigen. Hebben deze acties doel getroffen, en is daarmee persoonlijke of materiële schade aangericht ? Bekend is, dat de Bosrand benut werd voor de gereedstelling van IR 322. En er is een Duits verslag van een Obergefreiter van 3/Bb [Beobachtungsabteilung] 30, over de Pinksterdagen voor de Grebbeberg. Blijkbaar had zijn eenheid een plaats betrokken in de Bosrand. Hij zegt, dat bommen 40 - 50 meter voor het rechter stuk, van de Mörser batterij die daar stond, ingeslagen zijn. Nederlandse geschutfilms zijn niet gevonden, en de gevechtsberichten zijn te vaag. Zou er ergens bij het NIMH, of in het Centraal Archieven Depot van Defensie, niet toch nog een brokje nadere informatie zijn ?

Tot slot nog dit over vragen en antwoorden, in een breder onderzoek van derden.
Op het ogenblik doen leden van de Historische Vereniging Oud Wageningen research voor een boek over Wageningen in oorlogstijd. Onder meer is het de bedoeling, daarin de geheimzinnige vondst te behandelen van enkele burgerslachtoffers in dit gebied. Neergelegd in een ondiepe kuil. Ergens tussen 10 en 14 mei 1940. Hielden die gruwelijke vondsten verband met de prominente Duitse aanwezigheid in dit gebied ? Werden zij misschen omgebracht, verdacht van spionage ? In verband gebracht met de Nederlandse beschietingen op de artillerie "Bij Dorskamp", en de bombardementen op de stelling(en) in de Bosrand ? Dat zijn belangrijke vragen. De hypothese past goed in de bekende gegevens. Maar echt bewijs, of tegenbewijs, zal moeilijk te leveren zijn.

dinsdag 25 mei 2010

Stoelendans

Het lijkt erop, alsof in het gebied "O van Wageningen" door de Duitse batterijen een soort stoelendans werd uitgevoerd.
Dat is de gedachte die bovenkomt, bij het intekenen van de mogelijke stellingen, aan de hand van de nu bekende gegevens.
De beperkte ruimte op geschikte locaties dwong daartoe. Vooral ook, omdat op 12 mei nog twee afdelingen een plaats moesten vinden. De volgende figuur geeft de verplaatsingen in de nacht van 12 op 13 mei 1940 weer. Ondergrond is de eerder gebruikte luchtfoto, uit de Speciale Collecties van de WUR.


De ingetekende stellingen zijn een "educated guess". Beredeneerd giswerk. Gegrond op enkele aannames, puzzelen met de beschikbare informatie, passen en meten in de beperkte ruimte, en (na zoveel tijd) weinig harde feiten meer. Sporen, documenten, en herinneringen, zijn bijna allemaal verloren gegaan.

Als volgorde van opkomst blijft het eerder gepubliceerd schema (Toets 1: Ervaringen, 11 mei 2010) goed overeind. Wel wordt nu verondersteld, dat de batterijen bijna elke avond een stap naar voren maakten. Daarmee de infanterie volgend. Alleen II/AR SS bleef van 11 mei tm 13 mei in de Villawijk.

We gaan ervan uit, dat II/AR SS al in de ochtend van 11 mei in Wageningen aankwam. Dat was immers een volledig gemotoriseerde afdeling, die snel vooruit kon komen. Bovendien werd deze ingedeeld als steun aan I/SS "DF", voor de aanval N van de weg Wageningen-Rhenen. De SS-bataljons traden vanuit Renkum aan, II/AR SS kon daarachter volgen. Stellingen waren waarschijnlijk al verkend.

De afdelingen III/AR 207, en IV/AR 256, maakten een tussenstop in Renkum. Van daar uit, gaf III/AR 207 vuursteun Z van de weg naar Rhenen aan III/SS "DF". IV/AR bestreed onze artillerie, met hulp van Vliegtuigverkenners en een Lichtmeetafdeling.

In de nacht van 11 op 12 mei kwam IV/AR 256 in de Bosrand. Met een batterij N, en een batterij Z, van de Geertjesweg. Dat kon niet anders, omdat er 300 - 500 m ruimte tussen zware batterijen moest zijn. Het Landhuis "De Dorschkamp" (waarschijnlijk waren daar Duitse officieren ingekwartierd) maakte ook een ruime plaatsing nodig. Een opstelling dichterbij vergrootte het lawaai, en het risico van aanzienlijke schade.

Op grond van opmerkingen in de KTB's over "verlate, gedeeltelijk [?] bespannen afdelingen", mogen we aannemen, dat III/AR 207 niet vroeg in de ochtend van 12 mei op de Eng verscheen. Deze afdeling nam W van de Diedenweg posities in.

III/AR 311 was nog langer onderweg. Deze afdeling kwam uit Oosterbeek. De dag tevoren waren al mogelijke plaatsen verkend O van Wageningen, voor inzet op 12 mei. Vanwege de kortere dracht, zal deze afdeling het meest westelijk in stelling zijn gezet.
Omdat de aanval op het voorpostengebied veel moeizamer liep dan verwacht, werd meer artillerie aangevraagd bij ID 207. Dat gebeurde nog in de nacht van 11 op 12 mei. In totaal zouden de volgende dag drie lichte, en twee zware afdelingen worden ingezet. Dat vermeldde het "Vuurplan voor de inbraak in de Grebbelinie". Niet vast staat, of dat werkelijk uitgevoerd kon worden. III/AR 311 is hierbij blijkbaar tot de lichte afdelingen gerekend.

Het duurde waarschijnlijk nog de hele dag, voordat alle versterkingen in Wageningen waren. De KTB's geven slechts aan, dat vier nieuwe eenheden bij ID 207 onder bevel kwamen, en "tot aan de avond" aangetrokken werden. Dat waren: Artilleriekommandeur 22 (Walter Büchs), met zijn staf, Waarnemingsgroep 30, (zeer) zware Artillerie Afdeling 735, en Rijnbeveiligingsafdeling 1.
De eerste drie versterkingen kwamen uit Velp. Daar waren zij als Korpsreserve ondergebracht. Daar was ook het Stafkwartier van X AK gevestigd.

De zeer zware Artillerie Afdeling 735, uitgerust met twee batterijen moderne 21 cM Mörsers, legde een nog veel grotere afstand af. De Afdeling behoorde tot de Heerestruppen. Legerreserves, naar de ontwikkeling van de gevechten, in te delen. Ze werd aan een buurdivisie in Noord Brabant onttrokken.
De Mörserafdeling verdreef IV/AR 256 uit de stellingen in de Bosrand. Vermoedelijk ging IV/AR 256 toen, in de avond van 12 op 13 mei, naar stellingen N van de Dolderstraat. Mogelijk kwamen de Mörsers die dag niet meer tot vuren, of werden ze in voorlopige stellingen geplaatst. Anders is niet te verklaren, dat Walter Büchs op 13 mei in zijn dagrapport meldde, dat s Art Abt 735 bij het aanbreken van de dag tot vuren gereed stond. Dat was alleen nodig na aankomst, stellingwissel, of uitval.

De Divisie-artillerie werd ook naar voren verplaatst. Zoals al gezegd, nog met uitzondering van II/AR SS.
III/AR 311 verscheen in de Westrand van Wageningen. II/AR 207 kwam ergens N(O) van Wageningen in stelling. Mogelijk in de door III/AR 311 juist verlaten stellingen.

Verder kunnen we slechts raden.
Vermoedelijk ging III/AR 311 al in de vroege ochtend van 13 mei nog meer naar voren, om het vers aangetrokken infanterieregiment IR 322 te steunen. Dit had een commandopost in de Buitenwaarden betrokken, bij Blauwe Kamer.
II/AR SS ging pas een dag later naar voren, om rechtstreekse steun te geven aan SS "DF", die richting Achterberg opgetrokken was.

De verplaatsingen op 14 mei, tot aan de capitulatie, zijn eerder in kaart gebracht met het verhaal van Hubert Rechlin (Achtervolging, 13 mei).

maandag 24 mei 2010

De Dorskamp ?

Aan de slotafleveringen zijn we nog niet toe. Bij het ordenen van mijn gegevens, vielen me enkele dingen op. Ondermeer, dat een belangrijke melding bij III-8 RA een verschrijving bevat. Verder, dat de stellingen in het ruime gebied van de Eng (Eng, Bosrand, Villawijk, voorliggend gebied) nog erg onduidelijk zijn.

Eerst terug naar de waarnemingen (Toets 2: Meldingen 12 mei, gepubliceerd op zaterdag 22 mei 2010).

Vreemd is, dat in bericht Nr 53 woordje "nog" wordt gebruikt. Er is geen eerdere melding van neerkomend vuur in dit register, waarin een afstand van 8 km wordt genoemd. De nummering loopt wel door. Het eerder bericht is dus verloren gegaan. Mogelijk in de drukte niet op een briefje gezet, en zodoende niet in het register gekomen.

Vreemd is ook, dat op GS, III.3, Schets/Kaart C 10, een belangrijke waarneming werd ingetekend in de Bosrand. Het ging om de plaats van vermoede Duitse artillerie op 12 mei, gepeild door de Geluidmeetafdeling van 2 AMC. Deze kreeg het label "Art. opstelling onnauwkeurig vastgesteld". Dat blok ligt in het veld N van de Geertjesweg. Omgerekend zou de ingemeten stelling ongeveer 70 m bij 350 m geweest zijn. Het eerste getal (breedte) W - O gemeten, het tweede (lengte) N - Z gemeten.
De Bosrand is niet verrassend. Want vermoedelijk hebben daar juist de twee afdelingen zwaar geschut gestaan. Maar de op het kaartje ingetekende plaats is veel verder N dan verwacht. Omdat later op (deze ?) vermoede stellingen artillerievuur werd uitgebracht, en bombardementen zijn uitgevoerd. Die kregen de labels "Bij de D van Dorskamp", "Bij de O van Oranje Nassau Oord", "2,5 km NO van Wageningen", en "176,12 - 443,05". Het Landhuis "De Dorschkamp" lag duidelijk Z van de Geertjesweg. Ongeveer op 176,1 - 442,8.
Boszoom (N van Geertjesweg) en Dorskamp (Z van Geertjesweg) zijn verschillende waarnemingen geweest. De gemiddelde meetfout voor geluidmeting was 50 m voor de breedte (dwars op de peilrichting), 100 m voor de lengte (in de peilrichting). Dit houdt in, dat in de richting N - Z wel een verschuiving met 100 - 200 m mogelijk is, in de richting W - O met 200 - 400 m. De peiling kan dus geen positie Z van de Geertjesweg aangeven. Wel een stelling op de Eng. Een plaats iets verder N is ook nog wel aannemelijk, verder O niet.
De peiling komt vrij goed overeen met de plaats die twee batterijen zwaar geschut nodig hebben. Twee batterijen N - Z naast elkaar, vragen een blok van circa 50 m breed bij 450 m lang.

Vreemd is tenslotte, dat in bericht Nr 1 van 12 mei, de stellingen in "vt 173 - 443" werden vermoed. Dat is een vierkant W van Wageningen. Zoals blijkt uit het volgend kaartje met ingetekende meldingen, zal er een verschrijving zijn gemaakt voor "vt 176 - 443" ("Bij Dorskamp").

Als ondergrond is de gekleurde kaart van Elt Houdret 1:50000 (uitgave 1939), met RD-coördinaten, gebruikt. De kaartpunt rechtsonder ligt op 177 - 439.


Toegevoegd zijn de plaatsen van "2,5 km NO van Wageningen", en van de peiling in de Bosrand door 2 AMC. De laatste is door een arcering aangegeven. De ligging van het Landhuis "De Dorschkamp" blijkt al uit de kaart zelf. Het blokje ligt inderdaad ongeveer op het punt "176,1 - 442,8". De waarneming "176,12 - 443,05" verschilt hiervan zó weinig, dat die niet ook is ingetekend.

Een verschrijving in bericht Nr 1 van 12 mei is hiermee zo goed als zeker. Vooral als we het bericht van O 11 [Cdt III-8 RA] aan K 88 [Cdt 8 RA, DAC IV Div] in samenhang met twee even eerdere berichten lezen. We schrijven die uit in de vorm: * Datum, Nummer, (Tijd) * Van wie, Aan wie * "Bericht" *.

* 11 mei, Nr 53, (23.35) * Wp 113, Niet ingevuld * "De batterij, waarvan de projectielen in deze omgeving neerkomen, ligt 120 o/oo Noord van Wageningen, de afstand nog gelijk geschat op 8 km" *
* Idem, Nr 55, (Niet ingevuld) * Wp 112, O 11, "Zuidwest van wp 2e batterij slaan projectielen in, geschoten vanaf het midden tussen Wageningen en Bennekom" *
* 12 mei, Nr 1, (0.30) * O 11, K 88, "Ingekomen berichten van waarnemingsposten wijzen op [vijandelijke] artillerie stellingen in vt 173 - 443 *

De peiling uit het eerste bericht komt uit bij de Diedenweg. Als dit een peiling op stellingen "Bij Dorskamp" zou zijn, heeft de waarnemer de afstand ongeveer een km onderschat. Niet helemaal kan worden uitgesloten, dat op dit punt een zware batterij (van IV/AR 256) werd aangeprikt. Maar als we de aangenomen verplaatsingen in kaart brengen, is dat toch minder waarschijnlijk.

zaterdag 22 mei 2010

Toets 2 (vervolg): Toewijzing

Een eerste groep meldingen wijst naar de Villawijk.
II/AR SS was daar opgesteld, zoals uit drie bekende foto's blijkt.

Een tweede groep berichten duidt op stellingen in de Bosrand, N en/of Z van de Geertjesweg.
IV/AR 256 trok veel op met de SS-eenheden, en stond vermoedelijk in het Z deel van de Bosrand, bij "De Dorskamp".

De s Art Abt 735 (Mörsers) zal dan N in de Bosrand hebben gestaan.

III/AR 311 zou, op grond van melding 1, ("Berichten van wp's wijzen op [vijandelijke] artillerie-stellingen in vt 173-443")
W van Wageningen te plaatsen zijn.

III/AR 207 is hiermee nog spoorloos. Die afdeling kan heel goed op de Eng hebben gestaan. In een relatief laag deel van het terrein, moeilijk in te zien. Gemaskeerd door struikgewas, en hoge bomen. Bovendien door de lintbebouwing tussen Wageningen en Bennekom. Daardoor vrijwel verborgen voor Lichtmeting. De mondingsknallen van deze afdeling werden afgebogen door terreinplooien en obstakels. En kunnen zijn overstemd, door het achter de lichte batterijen opgesteld zware geschut. Dat maakte ook inpeilen door Geluidmeting zeer lastig.

We hebben zo de beschikbare informatie verwerkt. Niet alle stukjes van de puzzel zijn gevonden, maar de meeste waarschijnlijk wel. En het beeld voldoet. Enkele tegenstrijdigheden zijn nog als volgt opgelost.

Volgens de KTB's werden op 12 mei vijf afdelingen ingezet, alle O van Wageningen. Ook wordt duidelijk vermeld, dat III/AR 311 "Op 11 mei stellingen verkende O van Wageningen, voor de inzet op 12 mei".

Vreemd genoeg zijn, op een eerder opgenomen schets (Duitse bronnen, 29 juni 2009), maar drie eenheden aangegeven. Twee van 10,5 cM le FH, een derde van 15,0 cM s FH. Met stellingen in het gebied tussen Bennekom, Wageningen en Renkum. Die zijn ingetekend achter de bebouwde kom van Wageningen-stad. De divisievlag levert een oriëntatiepunt op. We weten dat de cp van ID 207 vanaf 11 mei, (rond 17.00 uur onze tijd), in Hotel de Wageningse Berg ondergebracht was. Hieronder een uitsnede van de eerder getoonde schets.


Een mogelijke interpretatie van dit plaatje is, dat de schets alleen de Divisie-artillerie betreft. Dat waren twee afdelingen 10,5 cM le FH, en één 15,0 cM s FH (II/AR SS, III/AR 207, III/AR 311). Strikt genomen, behoorde II/AR SS niet tot de Divisie-artillerie. Ook is de gebruikelijke aanduiding voor de (gemotoriseerde) 10,5 cM le FH 18 van II/AR SS anders, dan die voor de (bespannen) 10,5 cM le FH 16 van III/AR 207. Dat geven de indelingsoverzichten ook aan. De aanduiding voor III/AR 311 klopt weer wel.

Een laatste breinbreker vormde het verslag van de heer J. van Tricht. Die vertelde, dat op 12 mei 1940 al geschut op de Eng bij de Geertjesweg heeft gestaan. Later, in de nacht, of vroege ochtend, kwam daar een nieuwe eenheid bij. Die nam achter zijn ouderlijk huis stellingen in. Deze herinneringen voor waar aannemend, blijft de nieuw aangekomen eenheid moeilijk in te passen. Welke eenheid moet dat dan geweest zijn ?
Alleen II/AR 207 was beschikbaar, maar die was in Heelsum, gereedgesteld. Oplossing is, dat in de nacht van 12 op 13 mei een eerder in Wageningen aangekomen eenheid, doorschoof naar een nieuwe plek. We vermoeden, dat verplaatsingen doorgaans in de nacht uitgevoerd werden. Volgens het verslag van Arko 22 (Oberst Walter Büchs) voerde de Divisie-artillerie "in de vroege ochtend van 13.5 de bevolen stellingwisseling uit". Tot deze groep rekende hij ook II/AR SS. Maar die bleef in de oude stellingen staan. De s Art Abt 735 veranderde waarschijnlijk wel van plaats. Oberst Büchs vermeldt tenminste in zijn dagrapport, dat deze afdeling "bij het aanbreken van de dag tot vuren gereed" was.

Niet beslisbaar is, of III/AR 311 rond de middag van 12 mei al W van Wageningen verscheen. Dat gebeurde op zijn laatst in de nacht van 12 op 13 mei. Er vielen drie slachtoffers bij 9/AR 311. Kanonier Niesswandt (12.5), Unteroffizier Schröder (12.5), en Kanonier Steckelies (13.5). De Korpsveearts, sprak van een slachting onder de paarden van deze afdeling in die nacht. Maar door welk vuur moet dat dan zijn geweest ?

Zolang niet anders blijkt, wordt de hierboven aangegeven, eerste en beste, oplossing gekozen. Met het zware geschut in de Bosrand, het lichte geschut daarvoor. De afdeling met de kortste dracht het verst vooruitgeschoven. Dat is de opstelling die, artilleristisch gezien, het meest voor de hand ligt. Het tijdstip waarop III/AR 311 in de westrand van Wageningen kwam, laten we dan maar in het midden.

Tot slot van deze blog zijn nog twee afleveringen gepland. Een revisie van de stellingen per dag, en een samenvatting.

Toets 2: Meldingen 12 mei

Aan vastgelegde waarnemingen kunnen de vermoede posities van Duits geschut nog eens worden getest. I-8 RA, en vooral III-8RA, legden veel meldingen vast. Voor 11 mei werd al een toets gemaakt (Aanvulling, 19 mei 2010). Op 13 mei zijn er nauwelijks berichten ingeschreven. Rest nu vooral 12 mei.

De voornaamste meldingen zijn in het volgend kaartje ingetekend. Het kaartje is in Bonne-projectie. Dus de N-Z lijn iets van linksboven naar rechtsonder gedraaid.


Het Vuurregelingregister van I-8 RA levert voor deze dag weinig bijzonderheden op.
Opvallend is wel, dat om 17.16 uur de Artillerieofficier-Inlichter (AOI) vuren 143, 144, 165, en 166 blokkeerde. De Divisie-Artillerie Cdt (DAC) verbood om 19.26 uur zonder zijn bevel vuren in de hoofdweerstandsstrook (op de Grebbeberg). Allebei in verband met daar nog mogelijk aanwezige eigen troepen [NIMH Coll 409, Inv Nr 511007].
De AOI vormde, op de cp van het infanteriebataljon dat van zijn afdeling vuursteun kreeg, de verbindingsschakel met zijn commandant. Hij gaf daar ook artilleristisch advies.
De DAC coördineerde de inzet van de Divisie-artillerie. Hij beoordeelde de aanvragen om vuursteun en besliste, of die urgent genoeg en uitvoerbaar waren. Gaf daarna de nodige bevelen aan de commandanten van de beschikbare artillerie-eenheden.

Het Bericht- en meldingenregister van III-8 RA is veel gedetailleerder.
Uit de berichten van 10 mei is voor de latere waarnemingen van belang:
Nr 31 ( --.-- ) Van O.111: Brand 5 o/oo re van Prot Kerk [NH Kerk, Oude Kerk]

Uit de berichten van 11 mei, nemen we nog 2 berichten uit de late avond mee:
Nr 53 (23.35) Van Wp O.113: Batterij 120 o/oo N van Wageningen, afstand nog gelijk geschat op 8 km
Nr 55 ( --.-- ) Van Wp O.112: Projectielen, geschoten van het midden tussen Wageningen en Bennekom.
Beide berichten zijn erg onduidelijk. Waar ligt de N grens van Wageningen ? En waar is het midden tussen Wageningen en Bennekom ? Ze wijzen mogelijk op een stelling N van de Geertjesweg, in de Boszoom. Maar ook "De Dorskamp", Z van de Geertjesweg, is niet uitgesloten.

Op 12 mei zijn 62 berichten ingeschreven. Hieronder veel over Duitse lichtkogels en vuurpijlen. De waarnemingen op vijandelijke artillerie waren [NIMH Coll 409, Inv Nr 511016]:
Nr 1 ( 0.30) Van O.11: Berichten van wp's wijzen op [vijandelijke] artillerie-stellingen in vt 173-443
Nr 9 ( 0.48) Van Wp Groenebank: Mondingsvlam 60 o/oo li brand Wageningen, verder dan Wageningen
Nr 10 ( 1.05) Idem: Mondingsvuur 40 o/oo li brand Wageningen, ongeveer richting Nieuwe Kerk
Nr 22 ( 2.35) Van Wp O.113: Verplaatsing art langs de weg Wageningen-Bennekom (Diedenweg ?)
Nr 24 ( 2.26) Idem: Mondingsvlam ri Ede
Nr 27 ( 3.14) Van Wp Levendaal: Vurende batterij 80 o/oo li Kath kerk, achter laan Nwe Haven, en vurende batterij achter Wageningsche Berg
Nr 33 ( --.-- ) Idem: vermoed tussen Nwe Kerk en schoorsteen 90 o/oo re daarvan, mogelijk 1 stuk
Nr 47 (11.03) Van Wp O.113: Mondingsrook 12 o/oo li Nwe toren, voor Wageningse Berg, verder dan kerk, afstand niet te schatten
Nr 51 (11.57) Idem: 3 mondingsvlammen 15 o/oo li Nwe kerktoren
Nr 57 (12.35) Idem: Herhaald duidelijk mondingsvuren op 15, 20, en 25 o/oo li toren Nwe kerk
Nr 58 (12.21) Idem: Mondingsvuren 30 o/oo li Nwe toren

Opvallend is, dat op 12 mei vanuit Wp O.113 rond de middag alleen vuren in een beperkt gebied zijn gezien. Toen werd toch met alle (50) beschikbare Duitse vuurmonden geschoten. Mondingsvlammen werden gemeld tussen 12 en 30 o/oo links van de toren van de RK kerk. Bij intekenen op de kaart, wijst deze groep waarnemingen naar de Villawijk.

Het "Overzicht van de vuren der Legerkorpsartillerie" van Kol Bartels vermeldt op 12 mei als vuren op vermoede Duitse batterijen [NIMH Coll 409, Inv nr 502013]:
(11.05) Onnauwkeurig gepeild door GMA: 2,5 km NO van Wageningen. Aangegeven op GS, III.3, Schets/Kaart C13.
(13.45) Bron onbekend [2 AMC ?]: 176,12 - 443,05. Herhaald om 17.00 en 18.38.

Op 13 mei werden weinig waarnemingen gedaan:
Nr 10 ( --.-- ) Van Cdt 2-I-12 RA, "Vijandelijke vurende batterij ri kh 18.20, maar buiten bereik, teveel naar rechts" [NIMH Coll 409, Inv nr 502018].
Nr n.a. (11.42) Van Wp I-15 RA, "Vurende vijandelijke artillerie in lijn 173,00-442,80 naar 175,00-442,75, breed 100 m" [NIMH Coll 409, Inv nr 502018].

Beide berichten geven, net als Nr 53 van 11 mei (niet zeker), en Nr 27 van 12 mei, de richting aan van "De Dorskamp". Blijkbaar bleef deze stelling dus vanaf de late avond van 11 mei, of vroege ochtend van 12 mei, tot de middag van 13 mei bezet.

vrijdag 21 mei 2010

Lessen voor X AK

Op de eerste gevechtsdag bij Wageningen, zondag 11 mei 1940, werd ons artillerievuur aan Duitse kant ervaren als "zwak, en versplinterd". Te weinig geconcentreerd op belangrijke doelen. Men dacht zelfs, dat het Nederlandse leger misschien al op de Waterlinie teruggetrokken was. Ook aan het begin van de volgende dag, maandag 12 mei, werd ons vuur nog als zwak ervaren. Pas na het inzetten van de aanval op de Grebbeberg, werd sterk verdedigend vuur ontvangen. Toen werd duidelijk, dat het Nederlandse leger de Grebbelinie met kracht verdedigde. Er kwam sterk vuur van de Berg en vanuit de flankerende stellingen. De linie Ochten - De Spees (Betuwe), en de stellingen langs de Grift. Moordend kruisvuur maakte de aanvoer langs de weg Wageningen-Rhenen vrijwel onmogelijk.

De Duitse waarnemers verkenden maar een klein deel van ons geschut. In de ochtend van 12 mei werden 1 - 2 batterijen Kal. 12 cM opgemerkt. Dat was II-19 RA, in de vooruitgeschoven positie op de Grebbeberg. Misschien ook het storend vuur van I-12 RA. In de avond waren door Duitse waarnemers ca. 6 batterijen N van Rhenen vastgesteld. Maar daar stonden toen I-8 RA, III-8 RA, en I-16 RA, met 9 batterijen. Ook nog I-15 RA, en veel verder naar achteren, bij Veenendaal, I-12 RA. De batterijen stonden bij Rhenen zo dicht achter elkaar, dat ze moeilijk op licht en geluid van elkaar te onderscheiden waren.

Op 11 en 12 mei werden (volgens de Schetsen/Kaarten uit GS deel III.3) nog alleen vuren afgegeven door een enkele afdeling, of zelfs maar een enkele batterij. Daarbij werd een vuur op een bepaalde plek later soms herhaald door dezelfde eenheid, of door een andere, die dan beschikbaar was.
Op 13 mei werden voor het eerst "vuurconcentraties" afgegeven. Daarbij legden verschillende batterijen tegelijk afsluitingsvuren op de naderingswegen. Vooral pal O van Wageningen-Stad.
Ook dat vuur heeft blijkbaar weinig indruk op de Duitse troepen gemaakt. Over 13 mei wordt in het verslag van ID 207 om 6.15 uur (ca. 4.35 Ned tijd) melding gemaakt van een "vuuroverval met ca. 6 batterijen op een gevechtspost van de SS". Uit het verslag van Arko 22 over die dag is bekend, dat "de Staf van de Mörser Afd uit een gevechtspost weggeschoten werd" (dezelfde plaats ?) [NIMH Coll 401, Inv Nr 00145, 02030]. Uit Schets/Kaart C13 blijkt, dat de eerste melding waarschijnlijk betrekking heeft gehad op vuur 652, afgegeven rond 4.30 bij Anna's Hoeve, door I-8 RA en II-4 RA.


Aan Duitse kant werd de Westfeldzug achteraf nader beoordeeld. De Generaal belast met de Artillerie-opleidingen bij het OKH, legde hierover de volgende opmerkingen vast - ingekort, mijn vertaling - [NIMH Coll 401, Inv Nr 75004].

Het zwaarste vlakbaangeschut (Spoorweggeschut) zou vooral ingezet moeten worden tegen de verbindingslijnen, stations, en wegkruisingen in bewoonde gebieden, verder ook tegen gereedstellingen in het bos. Bij het laatste werd de uitwerking vergroot door detonaties op halve hoogte in de bomen. De inzet moet niet vertraagd worden, totdat de spoorlijn voor het stellinggedeelte vrijgegeven is.
Het zwaarste steilbaangeschut (Mörsers) heeft zoals verwacht, geen effect gehad op moderne bunkerstellingen. Het vuur werd vaak niet genoeg geconcentreerd op het beslissende punt, er werd ook onvoldoende munitie beschikbaar gesteld. Samenwerking met lichtere houwitsers vergroot de kans van slagen op het uitschakelen van versterkte posities.
Losstaande bunkers zijn geen geschikte doelen, omdat daarvoor onevenredig veel munitie nodig is. Versterkte stellingen met bunkergroepen wel, omdat daarbij elk schot een doel kan treffen.
Artilleriewaarnemers (Beob Abt) hebben hun nut bewezen voor het opsporen van vijandelijke artillerie. Ze moeten wel tijdig worden ingezet. In de regel onder bevel gesteld van de Divisies. Het is zeer effectief gebleken, de Geluidmeetafdeling (Schallbatterie) te laten samenwerken met een eenheid s FH. De Lichtmeetafdeling (Lichtmess-Batterie) kan het beste gekoppeld worden aan afdelingen, uitgerust met kanonnen. Ze moeten die dan ook in de beweging volgen.
Meetafdelingen (Vermessungs Abt) zijn eveneens waardevol gebleken. Beslissend was, of zij het voor kaartvuren benodigd materiaal tijdig konden aanleveren.
Er is te weinig ingeschoten met hoge springpunten, hoewel dat de uitwerking van kaartvuur op grote afstanden sterk kan verbeteren. Verkenning van vijandelijke batterijen moet altijd direct plaatsvinden, bij het gevecht in voorste lijn, om zeker te zijn van succes. De aanbevolen bestrijding van vijandelijke artillerie door vuurovervallen, bewees zich als bijzonder effectief. Krijgsgevangenen vertelden ook, dat dit soort vuren bijzonder werden gevreesd.
Het uitschakelen van bunkers lukte vooral, als de regels daarvoor werden gevolgd. Die geven aan, dat op losstaande versterkingen met het enkele stuk geschoten dient te worden in puntvuur. Daarbij behoort men zo dicht mogelijk vooruit te gaan, voorzover de stabiliteit van het geschut en de dekkingsmogelijkheden dat toelaten. Tegen bunkers moeten de speciale betondoorborende granaten worden gebruikt. Tegen pantserkoepels de pantserdoorborende granaten. De hoogterichting dient niet te worden bepaald met de vloeistofwaterpas, maar door inmeting op een vast punt.
Het geschutmateriaal, vooral de types [le FH, s FH, en Mörser] 18, heeft zich volledig bewezen. De s FH heeft zich opnieuw bewezen, als het geschut dat de beslissing brengt in de strijd. De Mörser heeft zijn bruikbaarheid als geschut op gevechtszwaartepunten volledig waar gemaakt. Zijn grote beweeglijkheid is vaak nog onvoldoende bekend. Anders zou dit geschut niet, zoals meerdere keren gebeurde, ver achteraan aangevoerd, dan wel ongebruikt zijn gebleven.

donderdag 20 mei 2010

Waarnemingen

Waarnemingen werden opgetekend in een Vuurregelingregister (VRR), of in een Bericht- en Meldingenregister (BMR). Elke afdeling had die. Aangetroffen zijn van de Divisie-artillerie:

Het VRR van I-8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511007]
Het BMR van III-8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511016]

Berichten over waarnemingen op vijandelijke artillerie uit het eerste document waren onder meer:
11 mei (tijd onbekend, tel) Nr. 14, Van wp Levendaal. "Vijandelijke art 80 o/oo links van RK Kerk, waarschijnlijk iets verder".
11 mei (15.40, tel) Nr 60, Van G 503. "Vijandelijke art waargenomen aan de Haarweg. Mogen wij vuren".
12 mei (13.19, tel) Nr 19, Van Lt Smit. "Waargenomen schietende batterij onder O van Synagoge, vt 173 - 441".

Hieruit blijkt, dat vaak belangrijke informatie ontbrak. Tenminste niet opgetekend werd. Dat waren: Afzender, Wijze van waarnemen, Gebruikte kaartversie, Plaats wp, Aard van het doel, Richting, Afstand. Zo mogelijk ook: Breedte en Diepte van het Doel. Nodig, om de waarneming in kaart te kunnen brengen. Vervolgens dan een gewenst vuur te kunnen berekenen.
Wij moeten, door vergelijking van verschillende bronnen, zien vast te stellen, wat waarschijnlijk waar werd gezien.

De Afzender is vaak slecht aangegeven. Niet, gecodeerd, of onvolledig. Hierboven bijvoorbeeld "Wp Levendaal". Was dat die van 8 RI, of van I-8 RA (Kaartje in: SG, III.3, p. 305) ? Wie was G 503 ? En wie was Lt. Smit ? Aanvullende bronnen geven, ook na veel naslagwerk, toch niet altijd een bruikbare oplossing. De gecodeerde aanduidingen bleven lang duister. Tot een codetabel, lopend tot bataljons- en afdelingsniveau, werd gevonden in een map uit een andere NIMH-Collectie dan de Nederlandse gevechtsverslagen.

De beschikbare apparatuur zal op de wp's van de artillerie meestal wel hetzelfde zijn geweest. Batterijkijker, Richtkompas, Telefoon.


Richtingen waren met de voorhanden instrumenten niet op een duizendste nauwkeurig te meten, en in te tekenen. Afstanden moesten worden afgelezen op kruisdraden in de kijker, en geschat aan de hand van bekende merkpunten. Van de batterijen werd vaak alleen kort een mondingsvlam gezien. Daarop valt niet scherp te stellen. De afstand kon verder nog ingeschat worden door tellen van tijdsverloop, tussen het zien van de mondingsvlam en het horen van de afvuurknal. Dat kan ook geen erg nauwkeurige resultaten hebben gegeven. 2 AMC had gevoeliger licht- en geluidmeet-apparatuur. Die toestellen gaven evenmin feilloze resultaten. Ze hadden hun eigen kwetsbare punten.

De kaartversie wordt in geen enkel bericht genoemd. Dat is een ernstig tekort. Met name als een kaarthoek wordt aangegeven, of een punt ten opzichte van een gegeven op de kaart. Zoals de "H van Haarweg". Het kaartmateriaal was allesbehalve uniform. Nieuw kaartmateriaal was nog maar beperkt aanwezig. Gen Harberts, Kol Van Loon, en hun ondercommandanten gebruikten niet allen dezelfde kaartversies. Dat moet tot grote spraakverwarring hebben geleid.

De plaats van de wp zal aan de geadresseerden toen, meestal wel kaartnauwkeurig bekend geweest zijn. Maar nu moeten wij nogal eens een inschatting maken. In dezelfde omgeving waren er vaak verschillende, ook van de infanterie. Nierstrasz heeft een aantal "wp's van de artillerie" op zijn Schetsen/Kaarten laten intekenen. Dat lost een deel van de problemen op. Maar niet alle. De aangegeven posten werden verder niet van tekst voorzien. Daardoor bleef onduidelijk waar Groenebank was. Gelukkig heeft 8 RA de eigen posten op een kaartje ingetekend. In enkele gevallen werd dan, omdat men teveel onder vijandelijk vuur kwam, verhuisd naar een minder nauwkeurig aangegeven plek. De wp's van de LKA zijn nog maar voor een klein deel bekend.

Een overbrugbaar probleem is tenslotte de omrekening van Bonne- naar RD-coördinaten. Daar bestaat een benaderende formule voor. De uitkomsten zijn dus niet in drie decimalen precies. Maar dat zullen de (in)metingen ook niet geweest zijn.

III/AR 311 ?

Deze studie is net een grote puzzel, lang geleden eens gelegd door veel personen. Waarna delen op verschillende plaatsen opgeborgen werden.
Met de hulp van anderen, zijn veel fragmenten gevonden. Het beeld kan nu zover opgebouwd, dat voorstelling, kleuren, en belangrijke details, herkenbaar zijn. Nog altijd duiken onmisbare stukjes uit een verzameling op.

Onlangs kreeg ik een map waardevolle informatie in bruikleen. Beschikbaar gesteld door familie van Elt T.J. Houdret. In mei 1940 in dienst als Verkenner (artilleriewaarnemer) bij I-15 RA. Een uniek pakket. Met rapporten, handgeschreven stukken, eigen kaartjes van de stellingen, en ander bij de gevechten werkelijk gebruikt materiaal. Hieronder ook 2 stafkaarten schaal 1:50.000, uitgave 1939. Eén in zwart-wit druk, nog volgens Bonne-projectie. De andere in kleurendruk, naar luchtfoto's in stereografische projectie, en met coördinaten van het toen nog nieuwe RD-stelsel. Hieronder volgt een belangwekkend deel uit deze kaart.


Op dit deel zijn door Elt Houdret de stellingen, en de afgegeven vuren ingetekend. De afdelings-wp ontbrak in het origineel. Die werd door mij toegevoegd. De plaats daarvan is met coördinaat en al bekend uit de nieuwe stukken. In een boomgroepje aan een onverharde weg. Een paar honderd m Z van de vroegere Jeugdherberg Berg en Dal. Die plaats is in de tekening opgegeven als 167,20 - 443,60. Maar in een begeleidende brief van de Cdt I-15 RA, Maj J.H. Kramer, werd dat verbeterd in 167,20 - 443,00. Dat klopt beter met de kaartgegevens.

Stellingen, wp, en ook de plaats van een batterij van III-8 RA zijn ingetekend op een schets van het Stellingterrein I-15 RA. Die staat al lang op de website van Stichting De Greb en Stichting Kennispunt Mei. Toegevoegd aan het Dagboek van Maj Kramer. Dat kaartje is rechtstreeks te zien via de link http://storage.kennispuntmei1940.nl/images/greb/foto/normal/15/15ra_kaart_01.jpg
Op die schets is een boerderij, blijkt nu, met een vierkantje aangegeven. De wp ligt nog iets verder Z, even boven de lijn 443[,00].

Voor mijn studie van groot belang is, dat in de stukken ook de originele berichten van 12 mei beschikbaar kwamen. Hieronder Bericht Nr. 28, Datum 12 5/40, 15.51.

"Aan 89I [Staf I-15 RA ?]
kh 18.10 men[en] wij de re[chter] vleugel van v.[ijandelijke] art[illerie] te zien
w.p."

Ook die waarneming is met een lijn op bovenstaand fragment ingetekend. Dat leverde weer een verrassende ontdekking op.
Een waarneming op vijandelijke artillerie, zover al op 12 mei vooruitgeschoven ? Zou dat, die dag al, dan III/AR 311 geweest zijn ? Dat lost twee vraagstukken op. De eerste, mijn moeite met het intekenen van alle ingezette batterijen. Zie http://geschutopdewageningseberg.blogspot.com/2010/05/stellingen-12-mei.html
De tweede een afgegeven vuur "Bij de g van Synagoge", om 15.10 afgegeven door beide batterijen van I-15 RA. Er werden die dag blijkbaar twee batterijen in de Westrand van Wageningen waargenomen. Ook dat wijst in de richting van III/AR 311.
Een ondersteunend punt, al eerder genoemd, zijn de veldgraven van tenminste twee kanonniers van 9/AR 311, aan de Afweg in dat gebied. Zie ook http://storage.kennispuntmei1940.nl/images/greb/foto/normal/gr/greb300306_001.jpg

De stukken van Elt Houdret zijn ingescand voor de website www.grebbeberg.nl van Stichting De Greb en Stichting Kennispunt Mei 1940. Ze worden daarmee toegankelijk gemaakt voor iedereen.

Weerbericht

Gisteren was het prima weer om een flink stuk te wandelen. Zon, wind, niet te warm, en niet te koud. Daarom niet achter de computer, maar naar buiten. Op pad, vanaf de veerweg naar Opheusden, langs de Grebbedijk. Bij het Jachthaventje, en in de uiterwaarden tussen de Grebbeberg en Wageningen.
Zo was meteen vast te stellen, of geschut op de Wageningse Berg vanuit buitendijks gebied te zien kon zijn geweest. Mondingsvlammen bij Lexkesveer ? Twijfelachtig, als de Berg niet kaler was vroeger. De begroeiing vormt nu een hoog scherm. Dat blijkt wel uit de volgende foto.


Vanaf een hoog standpunt kan dat nog wel anders geweest zijn. Behalve op de Grebbeberg, waren er Nederlandse uitkijkposten gezet op de steenfabrieken in de Buitenwaarden. Steenfabrieken waren er in dit gebied nogal wat, aan beide zijden van de rivier.

De steenfabriek Blauwe Kamer is nu een ruïne. Dat kan niet het gevolg zijn van de korte beschieting door I-22 RA, vanuit de Betuwe. Men dacht daar, vroeg in de ochtend van 13 mei, een colonne bespannen vijandelijke artillerie te zien. Stilstaand op de veerweg, N van de Blauwe Kamer. Onze kanonnen kregen toestemming om te vuren, en losten enkele schoten. Toen moest het vuren worden gestaakt. Door de ochtendnevel zag men niet genoeg meer. Bij een veldverkenning na de capitulatie, werd daar een stukgeschoten auto gevonden, en zelfs begraven paarden [NIMH, Coll 409, Inv Nr 513028].

De steenfabriek Plasserwaard staat er beter bij. Blijkbaar nog in gebruik, maar wel door een heel ander soort bedrijf.

De gevechtsdagen van mei 1940 waren vrij kil. Met een matige tot krachtige noordenwind. Dat blijkt uit de weergegevens van het KNMI. Een databank vanaf 1901 staat online op http://www.knmi.nl/kd/daggegevens/download.html
Voor artilleristen is het weerbericht van groot belang. Om dagcorrecties op de schietgegevens te kunnen maken. Nodig, als in een hoge baan wordt geschoten. Het hoogste punt (culminatiepunt) kan wel kilometers boven het maaiveld liggen. Dat hangt af van de hoek waaronder het projectiel afgeschoten wordt (richthoek), en van de afstand die het projectiel moet afleggen (dracht). Een paar voorbeelden uit de Schootstafel voor het Kanon van 7 Veld, voor de brisantgranaat nr 1 met normale lading.

Bij een dracht van 4.000 m is de richthoek 9 gr 18 min, culminatiehoogte 200 m.
Bij een dracht van 6.000 m is de richthoek 18 gr 27 min, culminatiehoogte 650 m.
Bij een dracht van 8.000 m is de richthoek 34 gr 30 min, culminatiehoogte 2.000 m.

Zelfs bij vlakbaangeschut, lopen richthoek en culminatiehoogte voor grotere afstanden dus snel op.
Nodig zijn onder meer gegevens over de richting en snelheid van de wind op die hoogten. Een paar keer per dag kwam hiervoor een weerbericht. Blijkbaar op vaste tijden, 5.21, 10.21, en 13.21. Die voor de vroege ochtend van 11 en 12 mei 1940, werden als volgt in het Bericht- en Meldingenregister van III-8 RA opgetekend [NIMH Coll 409, Inv Nr 511016].

11 mei 5.57: W 0521 63 1 04 07 01
12 mei 6.25: W 0521 68 1 58 05 99

Vooraan in beide berichten staat een W, gevolgd door een getal van vier cijfers. W = Weerbericht, 0521 = van 5.21 uur.
Eerste cijfergroep hierachter: Relatieve luchtvochtigheid in %. Volgend cijfer 1 = Bericht voor culminatiehoogte tot 5.800 m. Tweede cijfergroep geeft Windrichting uitgedrukt in o/oo (N = 00 (of doorgeteld 64), W = 16, Z = 32, O = 48). Derde cijfergroep geeft Windkracht in m/sec. Laatste cijfergroep geeft Luchtdruk, waarbij 00 = 100, 01 = + 1%, 99 = -1%, enz.
Hieruit is op te maken, dat de wind in de ochtend van 11 en 12 mei op grote hoogte vrijwel N was. De windkracht was daar toen 7 resp. 5 m/sec, d.w.z. "matig" (4, resp. 3 Beaufort).

woensdag 19 mei 2010

Aanvulling

Nog een kleine aanvulling over de inzet van de DA. Deze werd geleid door Kol J.M. de Kruijff, Cdt 8 RA.
In de ochtend van 11 mei werden mondingsvlammen gezien op de Wageningse Berg. Maj. C.J. Voigt, Cdt III-8 RI (Linkervoorbataljon in het gebied van de Voorposten) schrijft hierover [NIMH Coll 409, Inv Nr 50906]:

"Uitkijkpost meldt vuurverschijnselen van vijandelijke artillerie bij Lexkesveer. Ongeveer 8.00 uur. Daar geen verbinding meer te krijgen is, ordonnansen uitgezonden naar Cdt 8 RI met berichten en verzoeken:
1e Verzoek artillerievuur op Lexkesveer
2e Verzoek om postduiven voor berichten-wisseling
3e Verzoek om één stuk zware mitrailleur en Pag
Van de ordonnansen wordt niets meer vernomen."

Onzeker is, wat hierna gebeurde. Niet alle vuren zijn vastgelegd, of duidelijk genoeg vermeld.
Rond 8.00 uur zijn er drie meldingen gedaan door wp's van 8 RA, die inderdaad op Duits geschut "Bij Lexkesveer", en ook "Bij Dorskamp", duiden. Deze waarnemingen zijn ingetekend op het volgend kaartje. Hierop links de plaatsen van de wp's (O.113 = Wp 3-III-8 RA, GB = Groenebank, LD = Levendaal). Lijnen zijn getrokken naar de torens die als oriëntatiepunten dienden (OT = Oude Toren, NH Kerk, NT = Nieuwe Toren, RK Kerk). Kruisjes geven het grotere stellinggebied (Bosrand, Villawijk) aan. De afstanden werden in de berichten niet opgegeven. Vanuit de post O.113, werd in een bericht tegen middernacht, de afstand naar de batterij "Bij Dorskamp" op rond 8 km geschat. Dat komt uit op een plaats even W van de Diedenweg.

De door mij vermoede stellingen van Duitse artillerie in dit gebied, zijn nog eens op proef met rode blokjes aangegeven. De groepering bij Villawijk is nu aangepast.
Deze oplossing zou opstellingen in Renkum (van III/AR 207) en Heelsum (van IV/AR 256), zoals eerder aangenomen werd, uitsluiten. We kruisen daarom de posities in de Bosrand op 11 mei door. De waarneming richting Dorskamp, vanuit Levendaal, zou dan de derde batterij van II/AR SS aangesneden moeten hebben. Zoals het kaartje laat zien, is dat alleen met een flinke meetfout mogelijk.


II-19 RA gaf in de ochtend van 12 mei tussen 2.30 en 2.55 uur een storend vuur af op Wageningen. Dit lag even voorbij Hotel "De Wereld". Vlak ten O van de splitsing in de weg naar Arnhem, met de weg naar het Lexkesveer.

Gisteren zette ik een vraagteken bij de melding van 12 mei (4.55), waarin aan IV Div om vernieling van de Oude Toren werd gevraagd. Als dat klopte, zou deze toren toen voor de tweede keer onder vuur genomen zijn. Dat is nu verder uitgezocht.
Inderdaad zijn er twee meldingen. Voor 11 mei (10.02 - 10.21) bij 2-III-8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511014]. Die keer werd de toren in brand geschoten. En voor 12 mei (5.08) bij 1-II-19 RA [SG, III.3, p. 342; NIMH Coll 409, Inv Nr 502027, en 028]. De tweede keer legden de granaten kerk en omgeving in puin. Er werd met tijdvuur ingeschoten. Voor de vernieling waren 60 GKT beschikbaar gesteld.

Beide vuren zijn opgedragen, omdat Duitse artilleriewaarnemers de toren, en andere hoge punten, als uitkijkpost gebruikten. Net als wij. Om doelen te verkennen, en het eigen vuur te leiden. Een hoog standpunt vergroot, bij helder weer, het gezichtsveld. Op 10 m hoogte kan in theorie al meer dan 10 km ver gekeken worden, op 50 m hoogte bijna 40 km. Kap G.A. Geel, Schietinstructeur bij de IIe Artillerie-brigade (van 4 RA en 8 RA), gaf hiervoor in 1937 een handige formule. Gezichtsveld = de wortel uit (13 x h). Hoogte (h) hierbij in m, gezichtsveld in km.
In de stukken zijn als vermoede Duitse wp's aangetroffen: de Watertoren van Ede, de Kerktoren van Bennekom, OT en NT van Wageningen, huizen in de Oostrand, de Korenmolen daar. Arko 22 meldde op 13 mei, dat er ook waarnemers van IV/AR 256 en Staf/AR 207 op de Grebbeberg waren [NIMH Coll 401, Inv Nr 2030].

dinsdag 18 mei 2010

Toelichting

Om een wat vollediger beeld te geven van de gang van zaken in de cp van II LK, volgen hier nog enkele punten in eigen samenvatting. Die zijn beperkt tot de dagen 10 tm 12 mei. In de ochtend van 13 mei ging veel aandacht naar de Tegenstoot. Daarna werden vooral de bevelen voor de Terugtocht uitgewerkt, afgegeven, en uitgevoerd.

10 mei - Cdt IV Div (Tijdstip niet bekend): Regimentspatrouille door 8 RI uitgevoerd tot Oosterbeek. Die plaats bezet aangetroffen. Cdt 4 RH (13.25): Bij Heelsum vijandelijke vechtwagens waargenomen. Idem (17.45): 4 RH trekt voor overmacht terug. Indruk aan het eind van de dag: Gemotoriseerde afdelingen, blijkbaar gekomen uit Arnhem e.o., zijn op het front Wageningen-Ede aangekomen. Geen gegevens omtrent sterkte, of wat daarachter komt. Aan LKAC wordt opdracht gegeven, gedurende de nacht bepaalde storende vuren af te geven.

11 mei - Cdt IV Div (8.00): O.a. 16 MC ligt onder vuur van artillerie [avu] uit richting Wageningen. AID (8.11): Avu op Rhenen. Idem (9.15): Grebbeberg zwaar onder avu. Opdracht aan LKAC die vij bt op te sporen en onder vuur te nemen. LKAC (9.30): Volgens [2] AMC ligt de vurende vij zw[are] bt op 22 km, dus [!] buiten vuurbereik. C-IV Div (10.15): Avu verplaatst zich naar het N. Idem (10.55): Avu op station Rhenen. Uit richting Wageningen avu van 15 cm kaliber. HKV Sie I3 (12.25): In Apeldoorn passeren grote vij colonnes. C-IV Div (12.35) Vij patrouilles voor de voorposten van 8 RI worden talrijker. Kleur uniformen zwart, bruin, en groen. Idem (13.40): Vij nadert tussen Grebbedijk en Rijn. Stormvuur is aangevraagd, maar niet afgegeven, omdat de indruk is, dat voorposten niet terugtrekken [gevaar van vuur op eigen troepen]. AID (14.35): Vij motorrijders en Hw 15 cM in Ede. Daar 14 pantserwagens gezien. C-IV LK (18.50): Volgens vliegerverkenning Apeldoorn verlaten, en op wegen Apeldoorn - Amersfoort niets te zien [van vij activiteit]. Indruk van de LKC aan het einde van de dag: Vermoedelijk nog slechts zwakke vij troepen, in hoofdzaak tegen het Grebbe-acces. Aantal batterijen vermoedelijk vrij gering, doch zeer beweeglijk, waardoor plaatsbepaling door AID slechts bij uitzondering lukt. Aanwezigheid van vij 15 cM-batterijen staat vrijwel vast, evenzo die van minstens één batterij met grote dracht. LKC denkt hierbij aan lange kanonnen van 15 cM. [Daarmee denkt hij een zeldzame vogel te zien. Dat was, zoals nu bekend, oud geschut uit WOI, of nieuw geschut, dat nog maar in zeer beperkte mate, totaal 21 stukken, bij het Duitse leger voorhanden was. De dracht hiervan was inderdaad 22 km, de afstand die was gemeld].

12 mei - Cdt I-8-RI (0.07): Vij N van Grebbesluis in frontlijn doorgedrongen. AID (1.50): [Van C-IV Div (0.50) !]: Vij avu verplaatst zich van Grebbe[berg] in N richting. Enige projectielen gevallen in Achterberg, Dijk, en op een O&O-barak. Het vuur komt van achter de inundatie. Gezien van cp Cdt III-19 RI [Aan de Snijdersteeg bij Achterberg] uit ZO richting. Het is regelmatig vuur, 3 à 4 schoten per minuut [D.w.z. voor 15 cM s FH 18 ongeveer op hoogste snelheid, voor 10,5 cM le FH op de helft daarvan. Dit vuur zal door II/AR SS, of door IV/AR 256 zijn afgegeven. Vermoedelijk door de SS-Afdeling. Richting ZO is zeker fout, in de Betuwe was geen Duits 15 cM-geschut]. Cdt I-15 RA (2.45): Li bt onder vij avu. Wp Groenebank van III-8 RA (zelfde tijd): Vurende bt, 80 o/oo li van RK kerk Wageningen, achter laan Nieuwe Haven, in vt 173-442. Afstand onbekend. 2 AMC tracht te peilen. Cdt 19 RI (5.25): Avu op Cuneraweg en Koerheuvel. Een Duitse uitkijkpost waargenomen op de Z toren van Wageningen [PK, Oude Kerk]. Te 4.55 is aan IV Div om vernieling van die toren gevraagd. [Is de datum of het doel wel juist ? De dag ervoor werd de toren van de Oude Kerk door 2-III-8 RA in brand geschoten, met waarneming door 1-III-8 RA]. III Verk Gr (7.45): Door deze vliegtuigen verkend de weg Ede-Arnhem-Westervoort. Nergens vij activiteit gezien. Westervoort in Duitse handen, Arnhem vermoedelijk niet. AID (8.35): Rhenen wordt beschoten met zeer zwaar kaliber, 24 à 25 cm; scherfdikte 5 cm. Snelvuur 2 min [Dit is tegenstrijdige info. Snelvuur met zeer zwaar geschut is door gewicht munitie en gescheiden lading onmogelijk]. I-15 RA: (z.t.): Afdeling onder avu. II-19 RA (z.t.): Afd met behulp van vliegerwaarneming beschoten. Kan vlieger worden verjaagd ? Aangetekend: "Met LKAC besproken" [Verdere actie ?]. IV LK Sie I5 (9.30): 7.00 [!] Geen vij te Apeldoorn. Zeer stil, geen verkeer. Spoorbrug Deventer intact. Bij Zwolle beide bruggen ingestort [Die waren opgeblazen door eigen troepen], geen brugslag. Te 8.15 in Elburg, Harderwijk, Nijkerk niets waargenomen. Geen verkeer op hoofdwegen. Geen spoortreinen. C-IV Div (9.50): Dikke rookwolken op weg Wageningen tot Grebbedijk. Mogelijk [!] wordt aanval voorbereid. Opstellingen op Grebbeberg liggen al 1 - 1,5 uur onder avu. Waarschijnlijk vij art op Wageningse Berg, Zuid [!] van kunstweg Wageningen-Renkum. Verzoekt hierop avu. Opdracht aan LKAC [Gegeven en uitgevoerd ?]. Brig A (9.55): I-22 RA regelmatig onder avu uit richting Wageningen. LKC (voor 10.35): Bezoek aan II-19 RA. Daarna aan CV om hem op de hoogte te brengen van genomen maatregelen. CV geeft LKC de plaats van vastgestelde vij batterij, met bevel deze tot zwijgen te brengen [Bedoeld wordt Dorskamp, vt 176-443 [Enq IB, p. 155]]. LKAC (11.40): Plaatsbepaling door AMC van door wp I-8 RI gemelde vuurverschijnselen niet mogelijk door bosbrand. [Late reactie op melding van 2.45 ?]. C-IV Div, van I-8 RI (12.10): Vij art schiet buitengewoon goed, hevig en onafgebroken uit richting Wageningse Berg. Van I-8 RI (z.t.): Vij art. zelfde indruk als Cdt I-8 RI. Avu is van zwaarder kaliber dan gisteren en zeer hevig. B.v. op 16 MC werden in 3 min 15 goed gerichte granaten afgegeven. [Het laatste lijkt, gelet op dit tempo, van 10,5 cM le FH. Vuur van zwaarder kaliber blijkt wel uit andere bronnen]. C-IV Div (13.00): Vraagt aan LKC een avu op 171.90-444.25 [Dat ligt in het Binnenveld, N van het Nieuwe Kanaal], dat geheel tot de taak van de DA behoort [Deze bestreed de vanuit de eigen stellingen zichtbare vij art]. Het bos achter Cdt 19 RI [Bij de vooruitgeschoven stellingen I-12 RA] staat in brand. Idem (14.35): Vermoedelijk zijn kazematten 5, 6, 7 en 8 [op de voorrand van de Grebbeberg, Z van de weg] door Duitsers bezet. Idem (14.55): Vij onmiddellijk N van de weg Rhenen-Wageningen doorgedrongen. De spoorweg [ruglijn] wordt bezet. Idem (16.00): N deel van de stoplijn houdt tot nu toe stand. LKC aan LKAC (17.15): Zie citaat in voorgaande aflevering. C-IV Div (18.00) Vij voor stoplijn tot staan gebracht. II-8 RI houdt stand. Cdt I-8 RI via Kapt-adj J.J. Greter, van 5 RA (z.t.) Voorste lijn en stoplijn hebben twee dagen onder hevig vij avu gelegen, waardoor Hoornwerk en Koepels op de Grebbeberg buiten gevecht zijn gesteld. Thans ligt de stoplijn weer onder hevig avu uit richting Wageningen, vermoedelijk in stelling op de Wageningse Berg. Dit avu moet tot zwijgen gebracht. Dit is op 11 mei door mij tweemaal aan de RC [Cdt 8 RA, LKol W.F. Hennink] gemeld. Idem (19.00) Verband [contact] opgenomen met Cdt I-8 RI, die zich in de stoplijn handhaaft, maar nadrukkelijk verzoekt om krachtige artilleriebestrijding [Dat vond niet meer plaats op 12 mei. De volgende ochtend werd nog wel een bombardement uitgevoerd bij Dorskamp. De daar inderdaad aangetroffen batterijen werden niet tot zwijgen gebracht]. Chef staf IV Div (z.t.): Vak II-8 RI ten N van Heimerstein [in het lagere terrein onmiddellijk N van de Grebbeberg] heeft zich volledig gehandhaafd. In vak I-8 RI bleef de stoplijn in onze handen. Bezetting van de stoplijn versterkt met III-11 RI [uit reserves]. Van alle kanten berichten dat vij infanterie zwak is. Art is moorddadig. Vraagt met klem al het mogelijke te doen om vij art te bestrijden. Idem (19.50): II-8 RI is teruggevallen op Achterberg. Stoplijn in N deel doorbroken. II-11 RI in ruglijn bij Achterberg. C IV Div (19.55): Stoplijn na het sneuvelen van Maj J.H.A. Jacometti [C II-8 RI] is vrijwel [!] gevallen. Cp van Cdt 8 RI wordt bedreigd, maar is, zover bekend, nog niet genomen. Naar zeggen van twee teruggetrokken onderofficieren bevindt de vij zich op ongeveer 500-700 m O van de spoorbaan Rhenen-Veenendaal, 500 m ZO van pl 25 [bij Achterberg], in het bosterrein. LKAC (21.05): I-12 RA is uit de vooruitgeschoven stellingen naar de normale stellingen overgebracht [Dat gebeurde niet, het bevel hiertoe is later ingetrokken]. Cdt 4e Cie LuMi (21.30): Vij luchtactie uiterst gering. Enkele bombardementsvliegtuigen op zeer grote hoogte. Vij art verkenner bij Remmerden blijft angstvallig buiten bereik van ons geschut.
Beoordeling van LKC in de late avond van 12 mei [Voor het eerste deel al eerder geciteerd]: Vij avu is ongetwijfeld aanmerkelijk in kracht toegenomen. Toch worden slechts weinig vij batterijen door AID gemeld. Wel is geconstateerd [hoe ?], dat vij art zeer mobiel is en veelvuldig van stelling verandert. Sterkte vij art is sedert de vorige dag wel groter geworden, maar betwijfeld wordt, of het aantal batterijen inderdaad groot is. Zij zijn echter erg actief, en schieten zeer goed. (..)
De lijn spoorweg van Rijn, tot pl 25 bij Achterberg, naar stoplijn van 19 RI is [weer] vast in onze hand. De van alle kanten oprukkende versterkingen geven grond aan de verwachting, dat wij nu op het frontdeel bij de Grebbeberg over een sterke overmacht beschikken, en dat de in de vroege morgen van 13 mei te ondernemen tegenstoot succes zal hebben. Enige bezorgdheid bestaat ten aanzien van het vak van II Div [Bij Scherpenzeel]. Indien onze troepen zich daar [alleen daar ?] onverhoopt niet zouden handhaven, zijn bijna geen reserves meer aanwezig om een doorbraak te stuiten. De gevolgen zouden voor alle bij de Grebbe strijdende troepen fataal zijn.

maandag 17 mei 2010

Lessen voor II LK

Kritiek leveren is gemakkelijk. Alle respect voor ieder die zo'n 70 jaar geleden voor onze vrijheid vocht. Ik heb zeker niet de pretentie, dat ik het zelf anders, (beter ?) zou hebben gedaan. Mijn volgende opmerkingen zijn eerder ingegeven door verbazing, dan door betweterij. Maar ik meen dat leven leren is.

Uit alle gevechtsverslagen en rapporten blijkt, dat de vuurkracht van II LK maar zeer onvolledig werd gebruikt. Er was sprake van grote versnippering, met gebruik op nevendoelen. Vijandelijke artillerie werd nauwelijks bestreden. Vuren verder O dan Wageningen zijn niet afgegeven. Gereedstellingen en voor de hand liggende opmarslijnen in dat gebied werden niet bestookt.
GenMaj J. Harberts en Kol J.P.A. Bartels, zijn Cdt Legerartillerie, reageerden van zich af wijzend. Met het excuus, dat er te weinig gegevens waren om mee te werken. Kolonel Bartels vertelde ook, dat hij werk gedelegeerd had, zonder hiervoor Generaal Harberts lastig te vallen. In een afgelegde verklaring zei hij [NIMH Coll 409, Inv nr 502013]:

"Ik heb overigens - voor zover ik mij herinner - weinig contact gehad met de Divisiecommandant. Ik weet niet, of de Divisie Artillerie te weinig afsluitingsvuren heeft afgegeven.
Ik heb vijandelijke artillerie, welke zichtbaar was [Infanteriegeschut, mogelijk toch ook III/AR 311], door eigen Divisie Artillerie laten bestrijden, zonder dat te vragen aan Commandant IIe Legerkorps. Met Generaal Harberts heb ik weinig contact gehad. (..)
Ik weet, dat Majoor Landzaat [Cdt I-8 RI] steeds heeft aangedrongen op bestrijding van vijandelijke artillerie. Ik heb in verband hiermede vliegtuigen aangevraagd. Behalve op zichtbare [!] vijandelijke artillerie kon ik geen vijandelijke artillerie bestrijden wegens gemis aan voldoende kennis omtrent haar opstelling. De inkomende berichten en meldingen hier omtrent waren veel te vaag. Zelf had ik geen waarnemingspost, doch was enkele malen in staat gebruik te maken van de waarneming uit de vooruitgeschoven posten mijner afdelingen. (..)
De met het oog op de aanval, zoals deze zich aftekende, meest geschikte waarnemingspost lichtmeetdienst, is de eerste dag reeds buiten gevecht gesteld, waarbij den Commandant (een wachtmeester) naar ik meen [!] is gesneuveld. (..)
Van 2 AMC is geen enkel bericht binnen gekomen. De geluidmeetdienst kon geen peilingen doen; de lichtmeetdienst had onvoldoende uitzicht in het aanvalsterrein."

De bij II LK vastgelegde berichten bevestigen dit beeld. En ze laten verder zien, dat Generaal Harberts, de vijand zwaar onderschatte. Er werd weinig artillerie opgespoord. Aan artilleriebestrijding werd dan ook weinig gedaan. Eigenlijk werd alleen gevuurd op de artillerie "Bij Dorskamp". Ook werd die een keer of twee gebombardeerd.

Geen verontschuldiging mag zijn, dat de Generaal, met zijn staf, de aandacht moest verdelen over de fronten van twee divisies. Dat was aan Duitse zijde niet anders. Ook was het gebrek aan goede informatie geen bijzonder geval.
Maar, waarom liet hij niet verkennen, ging hij niet meteen in op dringende aanvragen van Majoor Landzaat om bestrijding van vijandelijke artillerie [vermoed (!) op de Wageningse Berg, bij de Landbouwhogeschool, Z (!) van de Kunstweg], en werd de lange commandoketen gevolgd, van bataljon infanterie naar batterij artillerie ?
Pas op 12 mei (17.15 uur) gaf de LKC aan LKAC opdracht "ten nauwste contact te houden met C-IV Div", [en] zich geheel te gedragen overeenkomstig zijn wensen, zowel voor artillerie bestrijding, als vuren op oprukkende Duitse reserves." Kolonel Bartels antwoordde hierop, dat "I-15 RA op dat ogenblik al een afsluitingsvuur op de Grebbesluis afgaf, overeenkomstig de wensen van de Cdt IV Div" [NIMH Coll 409, Inv Nr 502001].

Uit nadere bestudering van de stukken, ontstaat het volgende beeld over de gang van zaken bij II LK:

* Na het geven van een bevel, werd niet steeds vastgesteld, of dat ook tijdig en juist werd uitgevoerd.
* In een aantal gevallen is niet, of te laat op een bevel gereageerd.
* Uitvoering bleef soms om onduidelijke redenen achterwege.
* Zij het met knorrige aantekeningen daarbij, werd toch genoegen genomen met vage meldingen.
* In artillerie-waarnemingen ontbraken te vaak belangrijke gegevens (Plaats wp, Richting, Afstand).
* De AID (en 2 AMC) hebben onder de gegeven omstandigheden minder gepresteerd, dan verwacht werd.

Wat het laatste punt betreft, waren de verwachtingen waarschijnlijk ook te hoog gespannen. Er zijn goede redenen aan te voeren, waarom peilingen toen en daar slecht gelukt zijn. Het terrein bemoeilijkte waarneming. Wind, weinig zon, lage temperaturen, bij hoge relatieve luchtvochtigheid (nevel ?), waarschijnlijk ook. De opstellingen van Duitse artillerie waren zo gekozen, dat geluid van licht geschut opging in het geluid van daarachter opgestelde zware batterijen. Door, waar mogelijk, een opstelling te kiezen achter gebouwen, werd waarneming nog meer bemoeilijkt.
Zwak punt in eigen hand was, dat weinig verkenning heeft plaatsgevonden, waar dat nog kon. De huzaren waren teruggenomen. Luchtwaarneming was vrijwel uitgeschakeld. Verbindingsmiddelen faalden. Blijkbaar is de werking van apparatuur en opstellingen, niet vooraf onder zware gevechtscondities getoetst. Meetposten hadden een te korte meetbasis, de wp's lagen teveel in één richting. Artillerieverkenners zijn niet ver genoeg vooruitgeschoven. Zij hadden daarvoor ook de goede oefening, transport- en verbindingsmiddelen niet.

Uit het voorgaande zijn (zoals ik het nu van grote afstand zie), als lessen te trekken:

(1) Opvolging van een bevel moet meteen worden gecontroleerd, als terugkoppeling niet tijdig en juist plaatsvindt.
(2) De bevelsketen was te lang en te kwetsbaar, zeker bij de toen beschikbare verbindingsmiddelen.
(3) De slagvaardigheid kan worden vergroot door het geven van ruimte voor eigen initiatief aan lagere echelons.
(4) Zonder mogelijkheid voor grondverkenningen is een commandant blind, in een mist van onzekerheid.
(5) Vooraf moet (ook) de beschikbaarheid van verkenningsmiddelen zo goed mogelijk veilig worden gesteld.
(6) Voor goede waarneming was een meer uitgebalanceerde plaatsing van posten en apparatuur nodig. Daarnaast mogelijk ook betere oefening onder veldcondities, met de voorhanden apparatuur. Dat laatste is niet na te gaan.

zaterdag 15 mei 2010

Toelichting

Mijn gisteren opgeschreven slotsom, verdient een nadere toelichting. Daarvoor is het nodig, iets meer te vertellen over de oorspronkelijke opstellingen van 10 en 11 mei, de daarin gemaakte veranderingen, en de uitval door verschillende oorzaken. Het volgend kaartje, geeft een mooi stellingoverzicht [GS, III.3, Bijlage C.5]. Het kaartje is getekend op de ondergrond van een stafkaart volgens Bonne-projectie. Hierin is het raster, vergeleken met tegenwoordige stafkaarten, verschoven, en iets gedraaid.


Eerst de Legerkorpsartillerie (LKA). Deze bestond op 10 mei nog uit:

I-12 RA, 16 stukken 10 cM L/40 (1927), dracht 16,5 km
I-15 RA, 8 stukken 15 cM L/15 (1919), dracht 8,5 km
II-19 RA, 12 stukken 12 cM L St (1878), dracht 7,65 km

Deze afdelingen stonden bij Elst (Plantage Willem III), bij Remmerden (Remmerdense Laan), en vooruitgeschoven in Rhenen (op de Grebbeberg).

I-12 RA stond vrij ver NO gericht, om vooral het vak van II Div te bestrijken. De batterijen in de vooruitgeschoven stelling bij Veenendaal (Dikkenberg) stonden in goed gemaskeerde geschutputten, die het schootsveld naar het O toe sterk beperkten. Dat was niet volgens het afgegeven Artilleriebevel. Dat eiste, dat I-12 RA vanuit deze stellingen artillerie moest kunnen bestrijden tot de lijn Pompstation (straatweg naar Arnhem, op de grens van Wageningen met Renkum) - kp 78 op de spoorbaan Utrecht - Arnhem. Vanuit de normale stellingen moest I-12 RA kunnen vuren tot de lijn Begraafplaats (op de Eng) - Kasteel Hoekelom (bij Ede) [NIMH Coll 418, Inv Nr 639002].
Op bevel van OLZ was 3-I-12 RA op 11 mei 15.45 in mars gezet naar Gouda, voor inzet op het Oostfront van de Vesting Holland. De batterij kwam in de ochtend van 13 mei terug. Ze betrok toen de voorste stelling rechts in de normale stellingen [NIMH Coll 409, Inv Nr 502019].
Volgens de gevechtsberichten hebben alleen 1- en 4-I-12 RA aan artilleriebestrijding deelgenomen in het vak van IV Div. Zij gaven op 12 mei vier maal een vuurconcentratie af, op vijandelijke artillerie in de Bosrand, vt 176,12 - 443,05 (2,5 km NO van Wageningen). [NIMH Coll 409, Inv Nr 502013, 502016, 502017, 502020].
Met totaal vier vuren, afgegeven door twee batterijen, werd I-12 RA nauwelijks voor dit doel benut.

I-15 RA stond wel goed gericht, vrijwel O. Deze afdeling heeft dan ook intensief gevuurd. Door de beperkte dracht echter nauwelijks op vijandelijke artillerie. Door technische storingen viel voor korte tijd soms één van de stukken uit. Volgens het Dagboek van Cdt I-15 RA, Maj. J.H. Kramer, werd op 12 mei 15.12 met alle stukken het vuur geopend op vijandelijke artillerie in [!] Wageningen. Ook werd in de vroege ochtend een snelconcentratie op Wageningen afgegeven. Dat vuur werd nog viermaal herhaald. Verder werden die dag enkele afsluitingsvuren afgegeven [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022].
I-15 RA is dus intensief benut. De vuren op 12 mei hebben mogelijk III/AR 311 getroffen.

II-19 RA stond op 11 mei nog in de vooruitgeschoven stellingen op de Grebbeberg. De afdeling kon, zoals kaartje C.5 laat zien, door de beperkte dracht, juist de grens van de Eng (Diedenweg) bereiken. Al het Duitse geschut was in de eerste fase van de aanval daardoor buiten bereik. Op 12 mei werd de afdeling bovendien uit de stelling gehaald, omdat Duits vuur het werken in de batterij te zeer belemmerde. Bij gebrek aan eigen tractie bleef bijna al het geschut, onklaar gemaakt, op de Berg achter. Twee stukken werden op 12 mei overgebracht. Zij betrokken toen een stelling, even voor Remmerden (bij kp 104 aan de Rijksstraatweg) [NIMH Coll 409, Inv Nr 5020027].
II-19 RA heeft dus niet op vijandelijke artillerie kunnen vuren.

Aan Divisie-artillerie (DA) stonden op 11 mei tot vuren gereed:

III-8 RA, 12 stukken 15 cM L17 (1918), dracht 8,7 km
I-8 RA, 12 stukken 7 Veld (1904), dracht 10,5 km

In de avond van 12 mei kwam daarbij:

I-16 RA, 12 stukken 7 Veld (1904), dracht 10,5 km

De DA is vrijwel alleen ingezet op vuren in het terrein W van Wageningen. Op 13 mei werd nog op groter afstand, bij de O-uitgang van Wageningen, een snelconcentratie afgegeven door I- en III-8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511002, 511003; GS, III.3, Bijlagen C5, C10, C13].

De DA werd dus niet voor het bestrijden van vijandelijke artillerie benut.

Samengevat, werd maar een zeer klein deel van de beschikbare vuurkracht op artilleriebestrijding ingezet.

vrijdag 14 mei 2010

Artilleriebestrijding

Op vrijdag 7 mei bleef de vraag open, waarom de beschikbare Nederlandse artillerie niet veel [eerder en] meer ingezet werd op de bestrijding van vijandelijke artillerie.

Eerst wat toelichting op deze slotopmerking van enkele afleveringen geleden.
Mijn oordeel steunt vooral op opmerkingen van twee direct betrokken hoge officieren. Neergeschreven al kort na de oorlog. In grote lijnen vermoedelijk wel terecht. Maar naar conclusie op de persoon aanvechtbaar, omdat de Zwarte Piet m.i. op de verkeerde plaats wordt gelegd.

Opvallend genoeg, liet GenMaj. Nierstrasz zich vrij kritisch uit over de inzet van Nederlandse artillerie bij IV Div. Opvallend, want hij was wel tevreden over de inzet bij II Div, de andere divisie van II LK. En over het algemeen was Nierstrasz zeer zuinig met lof en met kritiek. Zijn oordeel werd wel sterk afgezwakt. Door het aanvoeren van de in ruimere kring benadrukte tekortkomingen van ons leger toen, om oorlogstaken goed uit te kunnen voeren. Dat waren: Gebrek aan oefening in grotere verbanden, Onvoldoende en te weinig modern materiaal, Falende verbindingen, Snelle uitschakeling van een groot deel van onze vliegtuigen, waardoor nauwelijks meer luchtverkenning mogelijk was.
Tegen deze achtergrond gezien, is de generaal hard in zijn eindoordeel over het verloop van 12 mei. Hij wijst daarin naar Kolonel A.M. van Loon, Cdt IV Div [GS, III.3, p. 347]:

"Uit het voorgaande blijkt, dat het spel met de artillerie niet juist is gespeeld, en dat de D.C. [Cdt IV Div] er niet toe gekomen is om, behalve met infanterie, de vijand met alle artillerie, waarover hij beschikte, krachtig aan te grijpen."

Het onderzoek "De Krijgsverrichtingen in mei 1940" werd meteen na de capitulatie al opgepakt. Hierbij kwam ook GenMaj J. Harberts onder vuur te liggen. Hij verdedigde zich met een lijvig dossier. Een verslag, met aanvulling en bijlagen, met kanttekeningen op de verslagen van zijn beide ondercommandanten. Ook de gevechtsberichten van de lagere eenheden voorzag hij van commentaar, bijgeschreven in het rood.
In zijn Aanvullend Verslag trekt hij van leer tegen het bevel van de CV aan hem, om "een Duitsche batterij bij Dorskamp" tot zwijgen te brengen. Omdat die plaats niet nauwkeurig was vastgesteld, en de kans, zelfs een vastgestelde batterij tot zwijgen te brengen, nog van "tal van factoren afhankelijk" is. En "iemand [vooral hem] persoonlijk voor dat resultaat verantwoordelijk stellen", was helemaal onzin. De batterij bleek gemeld "door één waarnemingspost van de infanterie" [!]. Terwijl iedere ingewijde [!] weet, "welke uiterst geringe waarde men aan één zodanige melding kan hechten; weet dat fouten van vele honderden meters bij dergelijke meldingen heel gewoon zijn" [NIMH Coll 409, Inv Nr 502001?].
Generaal Harberts was, als pas afgetreden Inspecteur der Artillerie, zeker deskundig, en een ingewijde. Maar zijn opmerkingen negeren een veel belangrijker punt. Waarom werd niet eerder en vollediger alle daarvoor beschikbare artillerie ingezet, om waargenomen (of zelfs maar vermoede) vijandelijke artillerie te bestrijden ?

In mei 1940 zag men bestrijding van vijandelijke artillerie vooral als een taak van de Leger- en Legerkorpsartillerie. De Divisie-artillerie moest de eigen infanterie steunen. Dat wil zeggen: aanvallende troepen onder vuur nemen, en vijandelijke zware wapens zoveel mogelijk in dekking dwingen, en zo mogelijk zelfs uitschakelen. Deze batterijen hadden dus net zo goed een taak bij het bestrijden van vijandelijke artillerie.

De gestelde vraag geldt vooral voor 11 en 12 mei. Want vijandelijke artillerie moet zo snel mogelijk worden bestreden. En pas op 11 mei kwam die aan op het Grebbefront.
Opvallend is, dat (voorzover bekend), O van Wageningen alleen wat storende vuren werden voorbereid. Een vuurkaart van 1-III-8 RA, te vinden op http://storage.kennispuntmei1940.nl/images/greb/foto/normal/ka/kaart_138RA.jpg geeft dat tenminste aan. En blijkbaar werd het gebied O van de Diedenweg als betrekkelijk veilig gebied beschouwd, want daar werd niet geëvacueerd. Werd Duitse artillerie dan alleen dichterbij verwacht ? Nee, dat niet. Dat blijkt wel uit het afgegeven Artilleriebevel voor I-12 RA, I-15 RA en II-19 RA [NIMH Coll 418, Inv Nr 639002].

Mijn conclusie is, dat vooral de afdeling I-12 RA vollediger voor artilleriebestrijding ingezet had moeten worden. Waarom stonden de drie vooruitgeschoven batterijen vooral op de sector van II Div gericht, zoals het door Nierstrasz aanvaarde excuus luidt, en werden eigenlijk alleen de eerste en de vierde batterij benut in het vak van IV Div [GS, III.3, p. 205] ?

Ook hadden de batterijen 7 Veld van de Divisie-artillerie (van I-8 RA, en vermoedelijk toch ook van I-16 RA), ingezet kunnen worden voor dat doel. I-16 RA kwam pas in de avond van 12 mei, na een langdurige verkenning van mogelijke batterijlocaties, in stelling [GS, III.3, p. 343, 344, 346].
Bijna al de vijandelijke artillerie stond binnen 8,5 km van Rhenen. Hierop had door de 7 Veld-batterijen daar, minstens storend vuur afgegeven kunnen worden. Met dit gemoderniseerde en relatief ver dragende geschut, was meer mogelijk geweest. Ook afsluitingsvuren en concentraties (in kaartvuur), verder O van Wageningen dan voorbereid.
Het gaat niet aan, om hiervoor naar Kol. Van Loon te wijzen. Door andere faktoren werd waarschijnlijk veel meer aan vuurkracht onbenut gelaten. Die faktoren waren vooral: Omslachtige bevelslijnen, Strakke regels, Krampachtig mijden van munitieverspilling, Slechte verbindingen, Beperkte waarnemingsmogelijkheden.

donderdag 13 mei 2010

Achtervolging

Van Duitse kant bezien, waren de gevechtsdagen bij de Grebbeberg van ID 207 samen te vatten in de trefwoorden:

11 mei - Strijd om de Voorposten
12 mei - Inbraak bij de Grebbesluis
13 mei - Doorbraak van de Stoplijn
14 mei - Doorbraak bij Rhenen, en Achtervolging naar Utrecht

Om 0.35 uur, in de vroege ochtend van 14 mei, waren voor voertuigen geschikte noodbruggen over de spoorweg bij Rhenen gereed, zodat de achtervolging kon worden ingezet [GS, III.3, p. 697].
Tussen de regels door is te lezen, dat de achtervolging daarna nog veel tijd vroeg. Een SS-voorhoede [!] bereikte pas rond 5.50 uur Amerongen. Omstreeks 10.20 kwam de spits van de hoofdmacht in Doorn aan, tegen 13.20 uur werden de "buitenforten van Utrecht" (met name Fort Vechten) bereikt.

De achtervolging is in hoofdlijnen mooi zichtbaar gemaakt op de volgende schets uit het verslag van Hauptmann i.G. Rechlin [NIMH Coll 401, Inv Nr 1306].


ID 207 was in mars gezet naar Utrecht. In een door X AK voor die dag bevolen "Achtervolging zonder rust te nemen, daarbij het uiterste vragend van de marsvaardigheid van man en paard". Kleine gemotoriseerde SS-Groepen werden op verkenning vooruitgestuurd. Ze moesten tegelijk de nodige flankdekking geven. Bij de vooruitgezonden afdelingen waren (zoals ook bij de Opmars op 10 mei gebeurd was) enkele batterijen gemotoriseerd geschut ingedeeld. In de Betuwe had de versterkte Afdeling Panzerjägers van Maj. Brückner ook de achtervolging ingezet. Daarbij nog altijd één batterij lichte houwitsers van de Divisie-artillerie. De door II/AR 207 afgestane 5e batterij.

Op de schets vormt IR 322 (N = Cdt Neidholdt) de spits. Hierachter volgt IR 368 (v Oe = Cdt Von Oesterreich). Dan zijn twee eenheden naast elkaar getekend. Rechts de Divisie-artillerie (M = Cdt Metger), die IR 374 (K = Cdt Klemm) inhaalt. Het laatste regiment vormde de Divisie-reserve, en was op 13 mei aangetrokken naar Wageningen. De hoofdmarsgroep wordt gesloten door de Pioniersgroep uit Arnhem (P = Pi Gruppe, Hinze). Bij Wageningen is nog een achterhoede aangeduid. De SS-groepen zijn met een SS-teken aangegeven.

Waar was, behalve de Gruppe Metger die hiermee opgespoord is, de rest van de Duitse artillerie ?
Hierover meldt ons krijgsgeschiedkundig hoofdwerk [GS] weinig of niets. Deel III.1 [p. 697] geeft wel aan, dat er bij het Lek-acces nog wat schermutselingen plaatsvonden. Duitse troepen hadden het overzetten van "sterke terugtrekkende vijand" over de Lek, van Culemborg naar Wijk bij Duurstede, bemerkt. Hierop werd een SS-eenheid ingezet, waarbij een batterij van IV/AR 256 was ingedeeld. Deel III.1 [p. 227] geeft (in aanvulling hierop ?) aan, dat er gevechtscontact is geweest met een achterhoede-bataljon van I-14 RI, bij Ne[d]erlangbroek. Dat ligt ruwweg 4 km N van Wijk bij Duurstede.

Hauptmann i.G. Rechlin geeft nog wat interessante aanvullende gegevens. Niet uit te maken is, in hoeverre die betrouwbaar zijn. Hij overdreef in elk geval flink over de heldendaden van ID 207, waarbij hij Ic (inlichtingenofficier) was. Nadat hij verteld heeft, dat IR 322 op 14 mei optrekt naar Utrecht, vervolgt hij [NIMH Coll 401, Inv Nr 1303]:

- Citaat in mijn vertaling. Tussen haken wordt hier en daar een korte toelichting gegeven. Soms ook een ontbrekend woord aangevuld. Het origineel is door brandschade aangetast. Achter zo'n aanvulling is dan een vraagteken gezet.-

"Dicht daarop volgen de regimenten Klemm [IR 374] en Von Oesterreich [IR 368]. (..) Daartussen geschoven, en in draf inhalend, [naderen] de afdelingen van het Artillerie-Regiment Metger [Ruimer te interpreteren als Groep Metger, Divisie-artillerie. Niet alleen AR 207, het regiment waarvan Oberst Metger commandant was]. De batterijen van de zware gemotoriseerde afdeling Andreae, de "Brummer" [Daarmee werd het geschut van s Art Abt 735 bedoeld. De Mörsers werden "Brummbären" (bromberen) genoemd], die de mensen uit Pommeren en de [Ost ?]mark op grond van eerdere ervaringen bijzonder [waarderen ?], beveiligen met hun doorslaggevende inzet de achtervolging. Eén [batterij ?] wordt zelfs, onder beveiliging van enkele Kradschützen [motorrijders], [uit het groter verband losgemaakt ?].
De afdelingscommandant zelf, in de richting van Wijk bij Duurstede vooruitgegaan, meldt in de avond, dat hij, samen met een hem nagezonden compagnie van het Regiment Keppler [SS "DF"], om 20.00 uur [Duitse tijd] de aanval zal openen op de vesting NW van Culemborg [Op de forten in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, dus op Fort Honswijk ?]. Door het [neerleggen van de wapens ?] [Nederlandse capitulatie] komt die aanval niet meer tot uitvoering."

Mijn conclusie is, dat aan Duitse zijde, ook op 14 mei, meer ingezet werd dan maar één batterij van IV/AR 256.
Aangenomen mag worden, dat beide batterijen van IV/AR 256, en waarschijnlijk ook II/AR SS, in voorste lijn mee gingen. Interessant is de suggestie, dat zelfs de Mörsers weer bij ID 207 optraden. Tot nu toe leek vast te staan, dat die in de eindfase bij ID 227 waren, en op 14 mei weer Korpsreserve werden. Uit het bevel voor 16 mei van AOK 18 [GS, III.1, p. 304] blijkt in elk geval, dat de Heerestruppen (Arko 22, Beob Abt 30, IV/AR 256, en s Art Abt 735) door de hogere legerleiding (AOK 18) uit het verband van X AK werden gehaald.

dinsdag 11 mei 2010

Toets 1: Van Renkum naar Wageningen

Over Duitse stellingen in Renkum en bij Wageningen, zijn ook herinneringen opgetekend door drie niet-militaire getuigen. Een verslag van I-12 RA noemt zelfs nog een vierde naam. "De heer R. uit Renkum". Die hebben we niet meer kunnen achterhalen.

De gegevens van ooggetuigen waren moeilijk in te passen. Het tijdschema van de verplaatsingen was daarmee niet kloppend te krijgen. Een register van XXVI AK, enkele Duitse publicaties, en twee foto's, hielpen me verder op weg.

Het bericht- en meldingenregister van XXVI AK (vriendelijk verstrekt door Lkol. E.H. Brongers) geeft aan, dat s Art Abt 735 op 10 mei nog bij dat Legerkorps ingedeeld was. De afdeling werd die dag verplaatst van Üdemer Bruch naar Kessel, om dienst te gaan doen bij ID 256.
Uit opmarsgegevens is bekend, dat de Staf (Gevechts-cp) van X AK, waaronder ook Arko 22 met zijn marsgroep, op 11 mei naar Velp werd verplaatst.
De KTB's van ID 207 en SS "DF"geven aan, dat het commando over de artillerie op 11 mei in handen lag van Kol. Metger, Cdt AR 207. Deze beschikte over één Lichtmeetsectie van Beob Abt 30. Die dag werd ook de rest van deze afdeling aangetrokken, samen met s Art Abt 735, en Arko 22, met zijn Staf. Vermoedelijk kwamen deze eenheden pas in de vroege ochtend van 12 mei bij Wageningen aan. De bevelvoering ging daarop over naar Arko 22.
Uit het verslag van ID 207 over 11 mei is duidelijk, dat die dag II/AR SS, III/AR 207, en IV/AR 256 werden ingezet vanuit stellingen O van Wageningen. III/AR 311 verkende dit gebied ook al, voor inzet op 12 mei. III/AR 207 betrok nieuwe stellingen bij Wageningen. II/AR 207 en III/AR 311 stonden in reserve (ter beschikking) in Oosterbeek.
Over het gevechtsverloop op 12 mei meldde AR 207 om 6.15 uur, dat III/AR 311 tot vuren gereed moest zijn vanaf 5.00 uur, en dat II/AR 207 beschikbaar was in Heelsum. Arko 22 was met zijn versterkingen blijkbaar zo vroeg nog niet aangekomen. Het dagrapport over 12 mei meldt wel, dat Arko 22 met zijn versterkingen beschikbaar waren gekomen. Niet, of deze nog werden ingezet. Volgens het KTB van SS "DF" was dat wel het geval. Het vuurplan voor die dag schakelde 5 afdelingen in [bijgeschreven "Ca. 60 Röhre", ofwel "Ongeveer 60 stukken", wat een iets te hoge schatting lijkt. Niet elke ingeschakelde eenheid had 12 stukken].
Uit het nog te bespreken bevel van Arko 22 blijkt, dat hij met zijn versterkingen ook op 13 mei deelnam aan de strijd in het vak van ID 207.

De KTB's zijn te vaag over de ingenomen stellingen bij de Grebbeberg, en de daar ingezette eenheden artillerie. Er wordt alleen melding gedaan van stellingen "O van Wageningen" voor 11 en 12 mei, en van "verplaatsingen" op 13 mei. Verder is nog bekend, dat op 11 mei drie afdelingen werden ingezet, op 12 mei vijf, en op 13 mei vijf of zes. Voor 12 mei is daarbij wel aangegeven om welke eenheden het ging: II/AR SS, III/AR 207, en IV/AR 256. We weten bovendien, dat ook III/AR 311, en s Art Abt 735 aangetrokken werd. Mogelijk zelfs nog een zesde afdeling voor 13 mei. Want in het artilleriebevel voor die dag staat [NIMH Coll 401, Inv Nr 1984. Mijn vertaling]:

"5. De aanval van SS Rgt "DF" wordt gesteund door II/SS Afd [Bedoeld wordt II/AR SS]. Deze afdeling wordt voor de aanval onder bevel gesteld van het SS Rgt. De aanval van IR 322 wordt gesteund door de Groep Metger (Commandant Kol. Metger) met minstens 2 afdelingen. Hieronder één zware." (..)
"7. Stellingen voor de Groep Metger zoals [Onleesbaar. - mondeling besproken ?]. De SS-Afdeling [II/AR SS] zuidwest [!] van [In handschrift toegevoegd Wageningen]."(..)
"9. Er wordt geschoten [door] 11/[AR] 256 met Geluidmeting, door 10/[AR] 256 met Lichtmeting en Vliegtuigen. Radiopost [UKG] wordt om 6 uur naar de Kerk [van] Wageningen aangetrokken. 1e en 2e batterij [!] van [s Art Abt] 735 na mondeling gegeven bevel vrij om te vuren op vastgestelde vijandelijke artillerie. Verdere vuurbevelen volgen van Arko [22]." (..)
"10. III/[AR] 207 dient zich in te stellen op snelle stellingverandering. Hiervoor bevel door Kol. Metger. SS-Afd is vanaf 12.5 gereed om te vuren."

Arko 22, Walter Büchs, meldt hierna, dat de Divisie-artillerie (Groep Metger) op 13 mei vroeg in de morgen van stelling veranderde. De Groep was om 11.00 uur gereed om te vuren. De SS-Afd veranderde niet van stelling. De Mörsers waren bij het aanbreken van de dag gereed om te vuren [Inv Nr 2030].

Nederlandse ooggetuigen hadden wel nadere informatie over de Duitse stellingen.
In Renkum stond volgens de heren F.A.J. Mesker en vooral G. van der Schouw, geschut in een gebogen lijn Z-N van de Le Maitreweg naar de Schaapsdrift. Op de grens van Renkum met Heelsum stond nog meer geschut. Ook opgesteld in een gebogen lijn, van de kruising Lindelaan-Kuypersweg, naar de Schaapsdrift bij de Keyenberg.
Op de Eng in Wageningen kwam volgens de heer J. van Tricht een eerste eenheid in stelling aan de Geertjesweg, een tweede aan de Dolderstraat. Naar ik aanneem ging het hierbij dan om III/AR 207 en III/AR 311. II/AR SS stond, volgens foto's, in de Villawijk. Het zware geschut werd op grond van peilingen vermoed in de Bosrand.

Op 12 mei, ongeveer 14.20 uur, zou de Divisie-artillerie volgens een "Lagekarte" tussen Wageningen en [in ?] de Boszoom hebben gestaan. Een [gedeeltelijk ?] bespannen eenheid kwam volgens de rapporten verlaat aan, waardoor het vuurschema moest worden bijgesteld. Vermoedelijk betrof dit III/AR 311. De vuurconcentratie als inleiding op de aanval op de frontlijn, werd afgegeven van 12.20 tot 12.40 uur [14.00 tot 14.20 uur Duitse tijd].

Op 12 mei, ongeveer 14.20 uur, zou de Divisie-artillerie volgens een "Lagekarte" tussen Wageningen en (in ?) de Boszoom hebben gestaan. Een (gedeeltelijk ?) bespannen eenheid kwam volgens de rapporten verlaat aan, waardoor het vuurschema moest worden bijgesteld. Vermoedelijk betrof dit III/AR 311. De vuurconcentratie als inleiding op de aanval op de frontlijn, werd afgegeven van 12.20 tot 12.40 uur [14.00 tot 14.20 uur Duitse tijd].

Er werden nog drie aanvullende Duitse bronnen opgespoord, om de resterende onzekerheden op te lossen. Dat waren:
a) Hauptmann im Generalstab Hubert Rechlin, "Mit Pommern und Ostmarkern in 5 Tage von Emmerich nach Utrecht". Verslag over ID 207, in het bijzonder IR 322 [NIMH Coll 401, Inv Nr 1288-1311].
b) SS Obersturmführer Otto Weidinger, "Kameraden bis zum Ende". Verslag over SS "DF" en het latere SS-Panzergrenadier Regiment 4 "DF".
c) Frans S.A. Beekman, Franz Kurowski, "Kampf um die Festung Holland 1940".

Na bestudering bleken dit geen onafhankelijke bronnen te zijn. Hierin zijn de al bekende gegevens uit de KTB's met bijlagen bijna woordelijk opgeschreven.

Nieuwe vondst was, dat achter blz. 224 in het boek van Weidinger een foto stond van "SS-Artillerie (10,5-cm-Haubitzen) bei Wageningen in Feuerstellung". Nog twee andere foto's met een stuk geschut van II/AR SS zijn in bezit van Stichting "De Greb". Die zijn te zien via de links opgenomen bij de discussie "Waar in Wageningen (2)". Klik daarvoor eerst aan:

http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=forum_discussiegroep&item=15780&group=1&view=3

en ga vervolgens naar de reactie van 30 april 2010, 10:14.

Onbekend is nog, bij welke huizen de laatste twee foto's precies genomen zijn. Zo te zien wel in de Villawijk.

Interessant is ook, dat de drie genoemde bronnen toch iets meer informatie geven over 11 en 12 mei. Te lezen is bijvoorbeeld bij Rechlin [Inv nr 1294], dat op 11 mei extra artillerie werd aangetrokken. Ook [Inv nr 1295], dat op 12 mei artilleriewaarnemers daken en torens in het Oostdeel [?] van Wageningen gebruikten. En dat 5 [?] Afdelingen tot 14.00 uur [Duitse tijd] inschoten. Na het doornemen van deze bronnen is in elk geval wel duidelijk dat al in de nacht van 11 op 12 mei extra geschut werd aangevraagd, om de aanval op 12 mei meer kans van slagen te geven. Daarvoor werden door de Cdt van ID 207 "drie lichte en twee zware" afdelingen toegezegd. Dat laat weinig ruimte voor raden meer. De drie lichte afdelingen kunnen alleen II/AR SS, III/AR 207, en III/AR 311 geweest zijn. De twee zware IV/AR 256 en s Art Abt 735.

Met deze gegevens als basis, is het eerder opgenomen schema van inzet en plaatsing opgesteld.