woensdag 14 december 2011

Dagboek van mijn oom (3)

Alweer kwam er een vraag, waar ik met mijn verhaal naar toe wilde. Dat is in een paar woorden te zeggen. Duidelijk maken, dat voorgaande auteurs (net als ik, dat kan gewoon niet anders) elk maar een stukje van de waarheid in handen hadden en zagen. De een had daarbij een beter overzicht dan de ander. Daarom trok niet ieder dezelfde conclusies.

Terug naar het Dagboek van mijn oom. Zijn derde eigenschap: de bereidheid zich voor "zijn" mannen op te offeren. Dat laatste blijkt (naar mijn idee) onmiskenbaar uit een paar fragmenten. Onder meer uit een passage na zijn gevangenneming.
Later wordt meteen duidelijk, dat hij het Dagboek beslist niet schreef, om zijn eigen prestaties op te hemelen. Maar dat is hier een zijsprongetje.

Ergens halverwege de Rijksstraatweg gebeurde het volgende.

"Daarna moesten we een hospitaalwagen uit het gat trekken en het gat opvullen met stenen. Terwijl we hiermede bezig waren kwam er een volgend transport gevangenen aan, waarbij Ds. van Exel en hulpaalmoezenier Joosten. Juist op dit moment vielen er granaten van Hollandse zijde [I-15 RA ?] op de weg, zodat we in allerijl vluchten moesten. Ds van Exel werd door een granaatscherf gewond aan de voet en moest verder gedragen worden tot een verderop gelegen hulpverbandplaats [Noda] van de Duitsers. De soldaten die hem droegen konden ons echter niet bijhouden en riepen om versterking. Ik besloot te helpen en bleef achter. De ons begeleidende Duitser begreep dit echter verkeerd en dacht zeker dat ik niet mee kon komen. Hij riep "Mantel ausziehen" en beduidde mij dat ik mijn overjas moest uittrekken. Ik voldeed hieraan en nam mijn jas over de arm. Dit was echter niet de bedoeling, want hij riep toen: "Wegwerfen". Toen wierp ik mijn jas noodgedwongen langs de kant van de weg. Eerst later ontdekte ik dat ik nu tevens mijn Bijbel en mijn veldmuts kwijt was. Intussen holden we verder, ons nu en dan dekkend langs de glooiing van de weg tot we buiten de gevaarlijke zône waren. Daarna gingen we weer in snel marstempo verder naar Wageningen."

Iemand heeft me een "copy cat" genoemd. Ja, zo kun je het ook zien. Maar mijn citaten zijn er niet om mijn belezenheid te tonen. Ze hebben een bedoeling, die natuurlijk (gezien mijn schrijfstijl) niet ieder meteen duidelijk zal zijn. Ik hou veel van verrassingen.
Uit dit citaat, maar ook uit andere passages, blijkt dat mijn oom zich heel bewust was van de gevaren. Er viel granaatvuur. Toch trotseerde hij dat, en bood zich aan om te helpen bij het dragen van een gewonde. Hij had, als sergeant, ook één van zijn mannen daartoe bevel kunnen geven. Dat deed hij niet. Hij vond, dat hij zijn mannen daaraan niet kon wagen en zelf dat risico moest nemen. Zo ken ik hem.

Het zou een geschikt punt zijn, om hier te stoppen. En de draad (De kracht van de HWL, het effect van de Duitse beschietingen) weer op te pakken. Nog even niet.
Dit Dagboek illustreert voor mij heel goed, hoe gekleurd in "Mei 1940" hier en daar geschiedenis werd geschreven. Hoe gek dat op het eerste gezicht ook klinkt. Het was immers een (naar eigen bedoeling) objectief wetenschapper die schreef. Toch deel ik twee van zijn conclusies niet en vraag me af, of die correct zijn. De bewijsvoering is daar niet overtuigend. Dat kan alleen worden geïllustreerd met een ander citaat. Over de gebeurtenissen op 12.5.40. Het is te vinden op bladzijden 280 en 281 van het boek van Herman Amersfoort en Piet Kamphuis (zoals ze zich zelf presenteerden in de 2e herziene druk):

"De Duitse artillerie werd zo opgesteld dat zij vanuit de Nederlandse stellingen niet zichtbaar was. Machteloos moesten de Nederlandse troepen op de Grebbeberg dan ook het enorme artillerievuur ondergaan. De hele morgen van 12 mei ging het door. Even na de middag werd de beschieting geconcentreerd op het hoornwerk en de voorrand van de Grebbeberg. De Nederlandse troepen hier werden zo gedwongen volledig in de schuilplaatsen te gaan waar zij angstig de gebeurtenissen afwachten."

Dit is naar mijn mening voor een beoogd objectief wetenschapper een zeer gekleurde versie van het verhaal. Verder trouwens veel respect voor de auteur en het helder geschreven boek. Misschien was de tweekoppige redactie op dit punt gewoon slecht geïnformeerd door de staf en het team van deskundigen, want zo gaat het schrijven van zo'n boek meestal. Net als oorlog voeren.
De feiten zijn heel anders. De Duitse artillerie was deze dag voor het eerst bijna in volle omvang zichtbaar. Uit verschillende rapporten en gevechtsverslagen blijkt dat wel. Alleen al van 8 RA zijn er drie of eigenlijk vier [NIMH Coll 409, Inv Nr 511001, 511007a, 511007b, 511016]. Verder heb ik mijn twijfels of het zo'n enorm artillerievuur was, dat men moest ondergaan. Vlak voor de aanval duidelijk wel. Daarvoor naar mijn mening niet. En zo zijn er nog een paar vraagtekens te zetten. Maar genoeg hierover.

Mijn bedoeling met dit tussenstuk was, duidelijk te maken, dat deze strijd niet in zwart of wit kan worden afgeschilderd. Er is een breder palet nodig. En het is ook niet reëel te denken dat dit complexe gebeuren alleen uit documenten 100% trefzeker nu nog te reconstrueren is.

Een mogelijkheid om wat meer nuance te ontdekken, is het lezen van verschillende versies. Daarom zijn de boeken over "Mei 1940" van De Jong en Brongers in mijn ogen minstens zo waardevol als die van Nierstrasz en Amersfoort c.s. De eerste twee schreven trouwens erg boeiende verhalen. Gekleurd ook zeker wel. Toch heb ik alleen al vanwege hun brede werk en pakkende schrijfstijl een duidelijke voorkeur voor die auteurs.

Naar mijn mening werd 8 RI (daarmee mijn oom als deel van het geheel), ten onrechte voor een lafaard of oorlogsmisdadiger gehouden. Ik begrijp de woede van de heer Jagtenberg en veel van zijn strijdmakkers daarover.

Laf vonden ze zichzelf misschien wel. Van mijn vader weet ik, dat hij zich schaamde. Omdat hij, zoals hij het zag (en waarschijnlijk ook wel van anderen voor zijn voeten geworpen had gekregen) niet echt gevochten had. Met zijn stuk van 3-III-7 RA, onderdeel van III LK. Zo ligt het, zoals ik het voel tenminste, absoluut niet. Zij (hij en met hem vele anderen, zoals mijn oom) waren bereid te vechten. Hun leven op te offeren. Voor mij is dat genoeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie