maandag 12 december 2011

Dagboek van mijn oom (1)

In veel al lang tot "mythe" bestempelde oorlogsverhalen zou best eens een kern van waarheid kunnen zitten.
Het is nu een geschikt moment om daar iets meer over te zeggen. Het zal namelijk nog wel even duren, voor alle reacties van de door mij ingeroepen experts binnengekomen en verwerkt zijn. Daarom wat meer over het in de voorgaande regels genoemd dagboekje van mijn oom.
Kort iets over de historische kwaliteit van dit document, daarna wat meer over mijn oom, tenslotte nog enkele nieuwe gezichtspunten die het lezen van het dagboekje mij opleverde. Voor geïntereseerden: het Dagboek, zoals ik het voortaan zal noemen, is van Dpl sgt A. Vink, 1e Sectie 1-II-8 RI. Het nummer van het onderdeel bij 8 RI wist mijn familie niet helemaal meer zeker. Dat zal dus nader uitgezocht moeten worden. Mogelijk blijkt dat wel uit andere documenten die nog in het bezit van mijn familie zijn. Dat zullen we eens onderzoeken. Het Dagboek staat al on line bij "Erfgoed van het Verleden", Oorlogsdagboeken. Wie de zoekfunctie gebruikt en op de site van Erfgoed "Oorlogsdagboeken, Vink" intypt komt vanzelf bij dit Dagboek terecht.
Het Dagboek is historisch gezien waardevol. Het is een vrij uniek werkstuk als persoonlijk verslag. Het werd vlak op de gebeurtenissen (gevechtsdagen en krijgsgevangenschap) op papier gezet. Waarschijnlijk even na 16 juni 1940. Basis hiervoor waren de aantekeningen gemaakt in een notitieboekje tijdens de gebeurtenissen zelf. Het zal daardoor veel betrouwbaarder zijn dan de soms jaren later uit het geheugen gemaakte gevechtsverslagen. Zo'n bron heet bij wetenschappers in de geschiedenis (waaronder mijn jongste zoon) in vaktermen een "contemporain document van hoge kwaliteit".

Zoals gezegd is het Dagboek van een oom van me, die ik lang heb meegemaakt en dus goed meende te kennen. Dat beeld (het zal niet op alle punten zonder vertekening zijn), blijkt nu toch aardig te kloppen. Wat me vooral trof, was zijn grote eerlijkheid, zijn nauwgezetheid, zijn bereidheid zich voor "zijn" mannen op te offeren. Die sprak voor mij uit verschillende passages. Die kwalificaties had hij voor mij al lang verdiend.
Het document wordt -met nog wat aanvullende informatie- op de site www.grebbeberg.nl geplaatst, waar het naar mijn mening ook het meest thuishoort. Mijn oom overleefde de strijd en kreeg op het Ereveld dus geen laatste rustplaats. Toch, hierbij, een klein monument tussen zijn makkers. Voor iemand die naar zijn idee gewoon zijn plicht deed, en naar de oorlog ging toen hij opgeroepen werd.

Als getraind wetenschappelijk onderzoeker werd mij geleerd zo objectief mogelijk te blijven. Daarom eerst wat meer gegevens. Daarna mijn bijgestelde interpretaties. Houvast geven enkele letterlijke citaten uit het Dagboek.

De eerste laat zijn eerlijkheid zien. Die blijkt voor mij vooral uit de manier waarop hij zijn [!] besluit tot overgave en de hierna volgende gevangenneming beschrijft, op maandag 13 mei 1940.

"Tweede Pinksterdag. Bij het aanbreken van de dag konden we [na de nacht waarin geen hand voor ogen kon worden gezien] het voorterrein weer overzien. We waren nu bijzonder op onze hoede, daar we elk ogenblik iets [een vijandelijke aanval] verwachten konden.
In het voorterrein konden we [ook de uitkijkposten die in bomen waren geklommen] niets ontdekken. Wel meenden we rechts van ons op grote afstand op de Grebbeberg iets te zien bewegen. Zekerheid hadden we echter niet. Omstreeks half acht ontdekten we de groep van [vaandrig] Nijlunsing. Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we een enkel schot losten. Het bleek evenwel, dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus geheel nutteloos zou zijn. Na overleg met enkele anderen [wie ?] deelde ik mede dat we ons over zouden geven.
Inmiddels werd door enkele geweerschutters die ik niet bereiken kon [!] nog gevuurd. Ik bond mijn zakdoek aan mijn bajonet en stak mijn geweer omhoog. Daarna wachtte ik in het mitrailleurnest het verdere verloop af. Het duurde nog enige tijd voor de Duitsers bij ons waren. Ongeveer [om] acht uur waren zij onze stelling genaderd en wierpen een handgranaat naar binnen [is dat geen oorlogsmisdaad ?]. Door de luchtdruk woei mijn haar onder mijn helm vandaan. Ik zag een vuurstraal [!] en wist zelf niet of ik door scherven in mijn gezicht geraakt was of niet. Ik voelde met mijn handen aan mijn gezicht en merkte dat ik ongedeerd was. Ook de anderen waren niet getroffen. Voorzien van een witte zakdoek die ik voor me uithield, verliet ik [voorop] de stelling, waarna de anderen mij volgden."

Alleen deze passage al leverde mij de volgende nieuwe gezichtspunten op.

1) Over het vermeend (?) wederzijds schieten uit bomen. Mijn tante vertelde me, dat er elke dag uitkijkposten in bomen werden uitgezet. Die mededeling past heel goed in andere gegevens.
Uit de "Handleiding artillerie te velde" (1933) voor reserve-officieren bij de bereden artillerie (Pag. 19) bijvoorbeeld. In Hoofdstuk V. Aanwijzingen voor de terreinverkenning staat, dat de verkenner onder meer voorzien moet zijn van zn. [zogenaamde] klimsporen, kniptang, zaklantaarn.
In mijn exemplaar [schenking van het Nederlands Artilleriemuseum] staat in potlood bijgeschreven "kijker". Die behoorde inderdaad in mei 1940 nog niet in lagere rangen tot de standaarduitrusting. Alleen bij officieren. Het werd daarom wel als statussymbool opgevat en omgehangen. Dat is een tweede aanvullend detail.
(2) Over de vermeende (?) oorlogsmisdaden van Duitsers. Voorzover ik begrijp (maar ik ben geen deskundige in het oorlogsrecht) was het verboden om krijgsgevangenen (in mijn opvatting ook ieder die de strijd staakte en de witte vlag toonde, en zich daarmee als krijgsgevangene had aangeboden) slecht te behandelen of hun leven in gevaar te brengen. Valt het binnenwerpen van een granaat in een stelling waarin de witte vlag getoond wordt dan niet in de categorie oorlogsmisdaad ?
(3) Over de interpretatie van vlammen, gemeld in gevechtsverslagen. In veel rapporten en gevechtsverslagen komen vlammen of vlamverschijnselen voor. Niet altijd met de vermoedelijke bron (soort wapen) daarbij. Naar mijn mening zijn de mogelijkheden hier (van meest naar minst waarschijnlijk):

* Mondingsvlammen van vurende (vijandelijke) artillerie. Zelfs overdag waren bij een schot mondingsvlam en mondingsrook te zien. Het eerste kon alleen maar worden gemaskeerd. Het laatste voor een groot deel door gebruik van vlamvrij kruit en een kardoes met zoutkristallen worden onderdrukt. Interpretatie was in deze gevallen meestal niet moeilijk. Er vielen één of meerdere schoten na elkaar, met vlam en knal. Dan is eigenlijk alleen verwarring met infanteriegeschut mogelijk.
* Vuurvlam van een mitrailleur. Een vijandelijke mitrailleur kon bijvoorbeeld door het schietgat van een kazemat een bundel vuur afgeven, met de bedoeling dat wapen tenminste tijdelijk uit te schakelen. Dat vuur was voor het personeel bijzonder gevaarlijk. Het kwam binnen als een bundel gloeiend (vloeibaar) lood.
* Vlam van een binnengeworpen handgranaat. Bij het veroveren van kazematten en stellingen werd vaak een handgranaat naar binnen geworpen (voorbeeld zie boven). Tot nu toe had ik me niet gerealiseerd, dat dit behalve de veel bekendere effecten (schokwerking, verdoving, scherfwerking) ook een vlam kon doen ontstaan.
* Vlam van een vlamspuit. Bekend is, dat de Duitse troepen bij de Grebbeberg uitgerust waren met enkele vlammenwerpers. Er is mij maar één geval bekend (bij het Hoornwerk) waarin dat wapen ook echt gebruikt zou kunnen zijn.

PS Eén van mijn vaste correspondenten wees me erop, dat de witte vlag geen teken van overgave was. Het werd gebruikt om aan te geven, dat men bereid was te onderhandelen, of een parlementaire actie aan het uitvoeren was (zoals in Rotterdam). Dat betekent dat de Duitsers in het "Denkschrift" het gebruik van de witte vlag óók verkeerd hebben geïnterpreteerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie