vrijdag 30 april 2010

Regels

Het blijkt veel moeilijker dan gedacht, om de opstelplaatsen van Duits geschut bij Wageningen te vinden. Een jaar geleden leek het recept eenvoudig genoeg:

1) Bepaal de mogelijke opstelplaatsen, aan de hand van regels, bodem, relief, en infastructuur
2) Zeef de minst waarschijnlijke stellingen uit, met aanvullende eisen
3) Besluit, aan de hand van waarnemingen en ander bronnenmateriaal

Toegepast op de mogelijke stellingen van II/AR SS, zijn we wel duidelijk verder, maar er blijven vragen genoeg. Mijn reconstructie (op basis van nu bekend materiaal) is ingetekend op het volgend kaartje. Ondergrond vormt foto nr. 1838, uit de Speciale Collectie luchtfoto's 1939/1940 van de WUR.


Ingetekend zijn de opstelplaatsen voor 12 en 13 mei (de drie in de Villawijk), met mogelijke reservestellingen (de drie ervoor). Deze zijn als volgt bepaald.

Volgens de voorschriften, moet een stelling voldoen aan enkele basiseisen. Vooral: Onbelemmerd schootsveld, Voldoende ruimte, Goede dekking tegen vijandelijke waarneming, Gedekte aan- en afvoerwegen, Harde vlakke bodem, In de nabijheid goede plaats voor waarnemingspost, Op voldoende afstand ruimte voor reservestellingen. Hoofdregel is, dat vanuit de stelling aan alle te verwachten schietopdrachten kan worden voldaan.

Op de regels zijn altijd uitzonderingen mogelijk, soms zelfs wenselijk. Een onbelemmerd schootsveld is eigenlijk vooral voor vlakbaanvuur van belang. Houwitsers kunnen zich juist goed verschuilen achter een bomen- of huizenrij. Zij kunnen immers met steilbaanvuur hieroverheen schieten.

Volgens het "Ausbildungsvorschrift für die Artillerie" [H.Dv. 200/5, 1937] moet de artillerie de aanvallende infanterie aan de overwinning helpen. Alle te verwachten vuuropdrachten dienen prompt uitgevoerd te kunnen worden uit de gekozen stellingen [Punt 17]. Dat levert nog weinig konkrete aanknopingspunten op. Wel helder is de aanbeveling, om stellingen vooral op de van de vijand afgekeerde helling van heuvelachtig terrein te kiezen [Punt 44]. Maar dat schijnt bij Wageningen niet gebeurd te zijn. Niet, omdat belangrijke doelen, voor storende vuren en artilleriebestrijding, dan tenminste voor het 15 cm geschut buiten bereik lagen. De oosthelling van de Wageningse Berg ligt rond x = 178, de stellingen van I-12 RA (onze meest westelijk geplaatste afdeling in het vak van IV Div) rond x = 166. In vogelvlucht gemeten was de afstand 12 km. Het 15 cm-geschut van IV/AR 256 had een dracht van 13, 25 km.

Houvast geven de regels voor de benodigde ruimte wel. Vooral als rekening gehouden word met aanvullende eisen m.b.t. schootsveld, de aanwezigheid van dekkingen, en van goede aan- en afvoerwegen, etc.

Stellingen vroegen minimaal een breedte van ongeveer 100 m voor licht, tot 150 m voor zwaar geschut. De diepte zou (bij verspreide opstelling om trefkans te verminderen, zoals in de voorschriften aanbevolen) ongeveer de helft van de afstand in de breedte tussen elk stuk (d.w.z. 1/2 x 30 - 50 m = 15 - 25 m) bedragen.

Aanbevolen ruimte tussen de batterijen was een afstand van 300 - 500 m. Dit zowel om het risico op treffers bij afzwaaiers van vijandelijk vuur op andere batterijen, als uit eigen achterliggende batterijen, zo klein mogelijk te houden. Maar te grote afstanden belemmeren de commandovoering weer.
Kruisende vuren zijn te vermijden. In een lange lijn regelmatig naast elkaar geplaatst geschut ook. Tenslotte is opstelling vlakbij markante punten, vooral de voor eigen bezetting in gebruik genomen gebouwen, ongewenst. Dat zou de vijandelijke artillerie een te gemakkelijk richtpunt geven, en te veel schade opleveren.

Conclusie van mijn kaart- en veldverkenning is, dat eigenlijk het gehele gebied tussen de Wageningse Berg, en de bebouwde kom van Wageningen, geschikte opstelplaatsen levert. Goed gedekte stellingen waren te vinden in de Bosrand, zuid van Bennekom, tot voorbij de villawijk op de Berg (tussen Englaan, Bosrandweg, Generaal Foulkesweg, en Diedenweg). Zeker als ook de Eng, en het bouwland W van de Diedenweg meegenomen wordt. Bij intekenen, en toepassing van aanvullende eisen, blijven echter maar weinig mogelijkheden over. Zie het kaartje boven. Verdere toelichting volgt nog.

woensdag 28 april 2010

Tussenstand

Op dit moment zijn nog geen definitieve conclusies te trekken. Wel kan er al een tussenstand worden opgemaakt. Voorlopige bevindingen zijn:

1) De algemene regels geven (ook na uitgebreide kaartstudie en terreinverkenningen) niet genoeg houvast om mogelijke locaties vast te stellen, of om door ooggetuigen aangeduide stellingen als onwaarschijnlijk af te voeren.
2) Aan de hand van het uit KTB's bekende opmarsschema, en de hoofdregel, dat de artillerie de infanterie op de voet dient te volgen, kan wel de hoofdrichting van de verplaatsingen worden vastgesteld. Duits geschut (drie afdelingen ?) heeft op 11 mei gevuurd vanuit Renkum/Heelsum. Mogelijk één afdeling al vanaf de Wageningse Berg (Villawijk). Op 12 en 13 mei stond de artillerie (vijf afdelingen ?) op de Eng, in de rand van de Wageningse Berg, en de Boszoom. Op 14 mei zijn, vermoedelijk voor het eerst, afdelingen W van Wageningen in actie gekomen.
3) Er zijn weinig duidelijke waarnemingen op vurend geschut opgetekend. Op geluid werd bijna niets gepeild. Zo goed als alle vastgelegde waarnemingen zijn met de kijker gedaan. Vaak kon daarbij wel de richting naar de stelling worden vastgesteld, maar werden geen snijpunten gevonden. Bij enkele peilingen was nog een geschatte afstand aan te geven.
4) Zelfs de met coördinaten aangegeven stellingen zijn niet nauwkeurig bekend. Dat werd vooral geweten aan veelvuldige verplaatsingen. Die hypothese lijkt te kunnen verworpen, al vermoedden ook de Duitsers aan onze kant "Wanderbatterien" [zwerfbatterijen].
5) Na inschetsen van de vermoedelijke stellingen, blijkt vurend geschut vooral in de hogere terreingedeelten te zijn waargenomen. De Eng, toch ook 15 - 25 m + AP, ligt achter maskerende bomen- en huizenrijen. Vlakbij Nol in 't Bos zal geen stelling zijn geweest. Een waarneming ter plaatse betreft vermoedelijk geschut, dat daar na afloop van de strijd tijdelijk geparkeerd stond. Verderop zijn wel geschikte locaties aan te wijzen. Maar het zware geschut lijkt toch bij "Dorskamp" te hebben gestaan.
6) Op de Wageningse Berg (tenminste in de zuidelijke strook tussen Wageningen en Renkum) heeft waarschijnlijk geen geschut gestaan. Maar helemaal uitgesloten is dat niet. Mogelijke locaties zijn hier: Westbergweg, Landbouw Hogeschool, Renbaan (het tegenwoordige voetbalstadion).
7) Behalve voor de Duitse opstellingen bij Renkum/Heelsum, en op de Wageningse Eng, zijn geen ooggetuigen meer gevonden. Hierbij zijn nog enkele tegenstrijdigheden op te lossen.

Het afgelopen jaar ben ik veel aan het puzzelen geweest op de mogelijke Duitse stellingen bij Wageningen. De eerder geplaatste luchtfoto uit de Speciale Collecties van de WUR vormde daarbij de basis. Nodig om een beeld te vormen, hoe ongeveer dit gebied er in mei 1940 uit zal hebben gezien. Uitgebreide kaartstudie en terreinverkenningen leverden ook bruikbare indrukken. Schitterend trouwens, de bloeiende bomen in deze tijd in het voorpostengebied en op de Eng. Het is ook mooi om een cirkelende buizerd waar te nemen, die aangevallen wordt door een veel kleinere vogel, zoals een kievit, of een kraai. Jammer genoeg is zoiets met mijn materiaal niet vast te leggen. Maar het landschap wel. Dat vergoedt veel.

dinsdag 27 april 2010

Meettechniek

De in de vorige aflevering genoemde tegenstrijdigheden, zijn moeilijk meer op te lossen. Door meetposten werden nauwelijks snijpunten op vurende Duitse batterijen verkregen. Waarnemingen zijn bovendien meestal te vaag en beknopt in de bewaarde verslagen en registers vastgelegd. Er zijn maar weinig ooggetuigen, of foto's van stellingen (meer) te vinden.

Achteraf lijken veel waarnemingen toch te snel als onbruikbaar terzijde gelegd. In het algemeen zijn waarnemingen van niet-artilleristen genegeerd. Verder zijn onbevestigde en onwaarschijnlijke meldingen zonder meer terzijde gelegd. Maar onbevestigd, of onwaarschijnlijk, is niet hetzelfde als onmogelijk.
Schifting is, door de veelheid van waarnemingen in wisselende kwaliteit, wel nodig. In dit onderzoek is alleen verder te komen met ruimere toelating van materiaal, onder toepassing van enkele werkhypothesen en toetsingsregels.

Eerst wat nadere informatie over de meettechniek bij de artillerie in WOII.

Om vijandelijke artillerie te kunnen bestrijden, moet de plaats van een batterij nauwkeurig genoeg bekend zijn. Op de kaart wordt daarvoor een lijn getrokken, van waarnemingspunt naar doel. Het snijpunt van minstens twee lijnen levert een bruikbare plaatsbepaling op. Bij samenvallen van de snijpunten was duidelijk, dat de meetfout verwaarloosd mocht worden. Als de snijpunten niet samenvielen, was in elk geval helder, dat er een niet te verwaarlozen meetfout bestond.
Onze schietregels stelden daarom ook als eis, dat de vermoedelijke positie door minstens twee onafhankelijke waarnemingen uit andere posten werd bevestigd.

De simpelste metingen zijn te doen met kaart, kompas, en kijker. Maar dat geeft resultaten die niet nauwkeurig genoeg zijn. Men kan zich, bij doelen op grote afstand, gemakkelijk honderden meters vergissen, in richting en afstand. Het is uiterst moeilijk om de lichtflits van een schot (als die tenminste te zien is) nauwkeurig te vertalen naar een kaartpositie. Op een lichtflits is niet scherp te stellen met een afstandmeter, en te richten met een theodoliet. Het met de hand gemeten tijdsverschil tussen knaltijd en lichtflits, of tussen mondingsknal en detonatie aan het eind van de baan, geeft maar een eerste benadering van de afstand. De standaardhulpmiddelen van een artilleriewaarnemer falen dan.

De volgende foto maakt duidelijk, hoe moeilijk het is, om aan de hand van bekende ingemeten punten (merkpunten) afstand en richting te bepalen. Dat vereist helder weer, de nodige terreinkennis, en enige oefening in het vertalen naar een positie op de kaart.


Op de foto is de toren van de Oude Kerk (bijna geheel rechts, boven de vlaggenmast) bijna niet te zien. Links hiervan is verwarring mogelijk tussen de eerste flat, die te zien is komend uit Rhenen, en de tweede (het gaat om de tweede). De eerste staat aan het begin van de Lawickse Allee, de tweede bij het Nudepark. Die posities liggen ongeveer 1 km van elkaar. De lichtmasten van het voetbalstadion op de Wageningse Berg (nog juist in de rechterhelft van de foto) lijken heel dichtbij. De dubbelflat "Belmonte" (in de vork van de Ritzema Bosweg en de Generaal Foulkesweg) lijkt eerder op de westhelling van de Wageningse Berg, dan helemaal aan de oostzijde van Wageningen te liggen. En hoe groot is de afstand tussen de dubbelflat en het gebouw met de rode bovenkant hiervoor ? Het laatste gebouw is van een zorgverzekeraar, en ligt aan de Lawickse Allee. De afstand volgens kaartmeting is ongeveer 3 km.

Het Nederlandse leger had op Legerkorpsniveau specialisten, met gevoeliger apparatuur. Deze eenheid, de Artillerie Meet Compagnie (bij II LK was die 2 AMC genummerd), bestond uit een Lichtmeetafdeling (LMA), en een Geluidmeetafdeling (GMA). Bij goede terrein- en weerscondities (geen obstakels die zicht afschermen en geluid afbuigen, weinig wind, goed zicht) gaf dit systeem bruikbare resultaten.

De LMA werkte met vergelijkbare hulpmiddelen, als de waarnemer van een mitrailleurgroep, artillerieafdeling, of batterij. De instrumenten waren in het algemeen wel van betere kwaliteit. Men zal mogelijk ook beter geoefend zijn geweest, maar miste gedetailleerde terreinkennis.
De GMA ving mondings- en detonatieknallen door microfoons op. Zelfregistrerende apparatuur legde tijd, sterkte, en frekwentie van elk opgevangen geluid per meetpost vast. Vergelijking van de waarnemingen van twee of meer posten maakte het mogelijk, schoten aan een bepaalde batterij (naar type vuurmond en positie) toe te wijzen.

Nadere informatie over de in WOII gehanteerde meettechnieken bij de artillerie is te vinden in de Militaire Spectator. Zie bijvoorbeeld het artikel van Brest van Kempen, "Verklaring van de beginselen (..)", MS 1921, p. 273 - 300. En de bijdrage van Kaiser, "Oorlogservaringen (..)", MS 1922, p. 740 - 750, en MS 1923, p. 43 - 55.

vrijdag 23 april 2010

Tegenstrijdigheden

Deze blog werd gestart, om te zien of met nieuw materiaal, of een nieuwe zienswijze, een paar tegenstrijdigheden zouden zijn op te lossen. De voornaamste zijn:

(1) Er werd al in de vroege ochtend van 10 op 11 mei vuur van zeer zwaar geschut gemeld. Dat werd gepeild op de Dunoberg bij Heveadorp, ruim 4 km W van Arnhem. Voor zover valt na te gaan, heeft toen vandaar beslist geen geschut kunnen vuren van een groter kaliber dan 15 cm. Het Duitse leger was nog volop in opmars. Mörsers, het zwaarst in deze sector ingezette geschut, waren (tenminste volgens de officiële lezingen) nog niet ter beschikking van ID 207.
(2) Een ooggetuige uit Renkum geeft aan, dat in de vroege ochtend van 10 op 11 mei zwaar geschut werd geplaatst in het aardappelveld van enkele huisjes aan de Le Maitreweg. Uit een door hem bijgevoegde tekening blijkt, dat daar 3 stukken stonden, verder naar het noorden, nog 8 stukken. Bij Heelsum heeft waarschijnlijk nog een afdeling geschut gestaan, die de aanval op de voorposten ondersteunde (11 mei).
Het getal van 3 stukken in het aardappelveld is alleen verklaarbaar, als aangenomen wordt dat dit een een incomplete batterij zou zijn geweest. Uitval door tegenvuur kan worden uitgesloten. Uitval door een ongeval niet helemaal. Maar een dergelijk voorval wordt niet gemeld in de KTB's. Dus toch Mörsers ? Na ruggespraak met een deskundig collega-onderzoeker (de webmaster van www.Grebbeberg.nl), houden we het erop, dat er materiaalpech zal zijn geweest.
(3) Op de volgende dag (12 mei) werd de aanval op de Grebbeberg ondersteund door ongeveer 60 stukken (?). Dat lijkt wat overdreven. Waarschijnlijk zijn twee afdelingen 10 cm, één afdeling 15 cm oud model, twee batterijen 15 cm, en twee batterijen 21 cm ingezet. Het zou dan om 50 stukken zijn gegaan. Al dit geschut heeft in de bosrand bij Dorskamp, op de Wageningse Berg, en op de Eng, gestaan. Nog niet de helft van al deze vuurmonden werd waargenomen. Bijna niets nauwkeurig gepeild. Op twee bekende foto's staat geschut van II/AR SS bij Wageningen zonder dekking of camouflage in het veld. Hoe is het mogelijk, dat dit niet werd waargenomen en nauwkeurig ingepeild ?
(4) Op de dag van de Duitse doorbraak bij Rhenen (13 mei) zou volgens een kaartje uit de KTB's één eenheid artillerie aan de voet van de Grebbeberg hebben gestaan. Ook die eenheid werd niet waargenomen, en dus evenmin bevuurd. In de gezaghebbende Nederlandse geschiedschrijving wordt aangenomen, dat alleen licht infanteriegeschut in voorste lijn (tot in de Westrand van Wageningen) actief is geweest. Mogelijk verwijst een passage in het gevechtsverslag van I-22 RA, wel naar deze verder vooruitgeschoven eenheid, die ook (vanwege ochtendnevel maar kort) beschoten werd. Dan is dit wapenfeit altijd onderbelicht gebleven.

Vooral op het derde punt valt veel nieuws te melden. Als inleiding op de volgende updates, volgt hier een kaartje met de door een ooggetuige, of door fotomateriaal, bevestigde stellingen. Deze zijn ingetekend op een luchtfoto, die destijds is gebruikt als basis voor een nieuwe Topografische Kaart. De foto is afkomstig uit de Speciale Collecties van de Bibliotheek van de Wageningen UR.


Toevoeging 30/04/2010:
Deze eerder geplaatste foto is aangepast. De stellingen op de Eng zouden noordelijker hebben gestaan. Echt zeker zijn deze stellingen nog niet.

Tip voor belangstellenden van deze fotocollectie:
Tot 17 september loopt er een tentoonstelling "WO2 luchtfoto's toen & nu" bij deze instelling. Aanstaande woensdag wordt in dit kader een lezing door enkele deskundigen op het gebied van luchtfoto-interpretatie gehouden. Nadere informatie hierover is te vinden op http//library.wur.nl/speccol.

woensdag 21 april 2010

Nieuwe gegevens

Het is al weer maanden geleden, dat deze blog door mij werd aangevuld. Er waren ook nauwelijks nieuwe gegevens. Een geplaatste oproep in het blad van de Wageningse Historische Vereniging heeft niets opgeleverd. Dat was teleurstellend, maar op zich wel begrijpelijk. Want er zijn weinig of geen ooggetuigen meer in leven. Daarnaast zijn herinneringen van zo lang geleden niet altijd (meer) betrouwbaar. Dat merk ik ook bij mezelf, als ik naar iets uit mijn jeugd (of zelfs maar van een jaar of vijf geleden) terugdenk. Eigen waarnemingen worden dan door later verworven kennis gekleurd en soms flink vertekend.

Een nog onbewerkt pakket van informatie vormen de gegevens van waarnemers van 8 RA.
Hiervan zijn twee registers bewaard. Waarnemingen zijn opgetekend uit in hoofdzaak vier plaatsen, waarvan de coördinaten goed bekend zijn. Per waarnemingspost (wp):

(1) Wp Levendaal (LD), afdelings-wp I-8 RA, (168,62-441,32)
(2) Wp Dierenpark (DP), wp II-19 RA, en 2-III-8 RA, (169,10-441,30)
(3) Wp Groene Bank (GB), afdelings-wp III-8 RA, (167,77-442,34)
(4) Wp Oude Veenendaalsche Weg (O.113), batterij-wp 3-III-8 RA, (167,18-442,65)

De opgegeven coördinaten zijn door mij voor een deel omgerekend uit coördinaten in het oude kaartbladensysteem (Bonne-stelsel). De gegevens komen uit betrouwbaar te achten bronnen. Onder meer het Dagboek van Elt C.W. de Visser, waarnemer bij Staf 8 RA, en het Stellingbericht van Res-kapt J. van 't Land, C-III-8 RA.

In het voorjaar van 2009 en van dit jaar heb ik wat veldwerk verricht, om een indruk te krijgen van het uitzicht uit de genoemde stellingen. Het uitzicht vanuit LD en O.113 is niet meer te reconstrueren, omdat die terreinen nu niet meer toegankelijk zijn, en ook teveel afgeschermd door voorliggende begroeiing. Het uitzicht uit DP heb ik nog niet bekeken. Met het (reconstrueren van het) uitzicht vanuit GB had ik al moeite genoeg.

De foto die naast deze blog staat geeft het uitzicht vanaf de Bergweg, hoek Beukenlaan. Een paar honderd meter O, en wat verder Z, dan O. 113 en GB. Dat zal goed vergelijkbaar zijn met het uitzicht dat men van daaruit had. Die foto volgt hier nogmaals.



Bedacht moet worden, dat de waarnemingsposten vanuit een verhoogde plek (vaak een hokje in een stevige beuk) de vallei tussen Utrechtse Heuvelrug en Wageningse Berg inkeken. Achterveld en Wageningen waren kleinere kernen. Maar het omliggend terrein was vroeger veel bedekter. Er waren rietpercelen, bosjes voor het kaphout, hoogstamboomgaarden, en, langs de meeste opritten en wegen, bomenlanen. Daar zijn nog wel mooie restanten van te bewonderen.

Vanuit het veld bij de Haarweg valt van het niveauverschil richting Wageningse Berg, door het geleidelijk oplopend terrein en nieuwe voorliggende bebouwing, niets (meer) te zien. Richting Utrechtse Heuvelrug (Grebbeberg, Rhenen) wel. Zie de beide volgende panoramafoto's.