maandag 26 juli 2010

Bewijsmateriaal

Voor mijn laatste reconstructie van de Duitse stellingen, is er weinig hard bewijsmateriaal. Daarom werden eerdere versies in de loop van het onderzoek door mij nogal eens bijgesteld, en soms zelfs volledig doorgehaald.
Zo liet ik eerst wel de mogelijkheid open, dat het spoorweggeschut van de 16e Armee nog bij Elten of Kleef heeft gevuurd. En dat Mörsers in de nacht van 10 op 11 mei 1940 van de Dunoberg vuurden. En op 11 mei al vanuit Renkum, vanuit de "achtertuintjes" aan de Le Maitreweg.
Dit, en ander materiaal werd niet meteen, als onbewezen en zeer onwaarschijnlijk, terzijde gelegd. Want dan had mijn studie weinig zin gehad. Zo blokkeer je nieuwe inzichten. Als je verrassingen geen kans geeft, vind je alleen wat je verwacht.

De nieuwe gegevens zijn wel zoveel mogelijk getoetst. Leek de bron geloofwaardig ? Was er ondersteunend materiaal ? Paste het in een patroon ? Loste het eerdere tegenstellingen op ? Enkele voorbeelden hiervan.

Opvallend was, dat al in de nacht van 10 op 11 mei 1940 melding werd gemaakt van vurend (zwaar) vijandelijk geschut ver achter Wageningen. Richting Arnhem (Elten, Dunoberg ?) en Nijmegen (Kleef ?). Begrijpelijk, werd daarbij het eerst aan spoorweggeschut gedacht. Die gedachte blijkt nu vals. Onjuist is ook de aanname gebleken van Gen Maj Harberts, dat er lange 15 cm-kanonnen vanaf een plaats bij de Dunoberg gevuurd zouden kunnen hebben. Dergelijk geschut was niet bij X AK ingedeeld. Mijn interpretatie is, dat IV/AR 256 werd gepeild, die toen in Renkum stond.

De eerste waarnemingen van vijandelijk vuur "vanuit de Betuwe, schietend richting Ede en Veenendaal", blijven nog een raadsel. Pas de volgende dag kwam in de Betuwe bij de Gruppe Brückner een batterij aan, 5/AR 207.
Ging het misschien ook om vuur van het geschut bij Renkum, gezien de opgegeven richtingen ? Of, werd in de ochtend van 11 mei vurend pantserafweer-, of infanteriegeschut van Gruppe Brückner waargenomen ? Dan lijkt de richting van deze vuren toch wel erg verkeerd ingeschat. Want in die fase van de strijd, bij Elst, behoefde er bijna nog niet gevochten te worden. Eigenlijk pas in de nacht van 12 op 13 mei, bij Ochten. Tot dan waren er wel enkele schermutselingen, om voorposten op te ruimen.
Betroffen de waarnemingen misschien vuren uit het Maas-Waal gebied, of bij bijvoorbeeld Grave ? Ook dat is denkbaar. Want mogelijk hadden die vuren wel de gepeilde richtingen. Maar die waren dan zeker niet voor doelen bij Ede en Veenendaal (die lagen tever weg), maar voor doelen in de eigen aanvalssector, bestemd.
Dit alles maakt wel duidelijk, dat het blijkbaar voor onze posten erg moeilijk was, de afstand tot vurende artillerie nauwkeurig te peilen. Ook om vast te stellen, welk type geschut precies vuurde.

Opvallend was nog het grote aantal meldingen van vijandelijke artillerie, in het gebied van de Voorposten bij de Grebbeberg. Zelfs al in de eerste gevechtsdagen. Tot nu toe werd gedacht, dat dit hooguit luchtafweer-, infanterie- en pantserafweergeschut betrof.
De melding van Metger opent een nieuwe mogelijkheid. Misschien stonden op 12 mei al enkele batterijen veldgeschut ver vooraan. Verplaatsingen van ondersteunende artillerie zullen, afhankelijk van het tempo waarin de infanterie terrein won, in zo weinig mogelijk stappen naar het W zijn uitgevoerd.
Daarbij is nu uit het verslag van Walter Büchs, Arko 22 (Kommandeur van alle bij ID 207 beschikbare artillerie) bekend, dat in elk geval in de ochtend van 13 mei van stelling werd veranderd. Behalve door s Art Abt 735, die zo juist in de Bosrand was aangekomen, en van II/AR SS die in de Villawijk bleef staan.
IV/AR 256 ging vermoedelijk op 13 mei naar stellingen bij de Bornse Steeg. Dat sluit al vrijwel uit, dat die dag nog licht geschut O van de Diedenweg kan hebben gestaan. Artilleristische grondregel is "licht staat vóór zwaar". Het zware geschut schiet dan, over het lichte eerstelijnsgeschut heen, naar doelen op grotere afstand. De meldingen van I-22 RA en van Metger maken aannemelijk, dat die grondregel ook voor de Duitse opstellingen werd gevolgd.

Ik ga er nog altijd vanuit, dat in Renkum, achter de Le Maitreweg, op 11 mei wel degelijk zwaar geschut heeft gestaan. Alleen geen Mörsers. Want die konden er, volgens de nu beschikbare gegevens, nog niet zijn. Vrijwel zeker is daarmee, dat het (onder meer ?) de twee batterijen 15,0 cM s FH 18 van IV/AR 256 waren.
Het verslag van F.A.J. Mesker, vakhoofd LBD Renkum - Heelsum - Doorwerth is hiervoor een eerste bron. Hij noemde een opstelling van 5 kanonnen bij de Katholieke Jongensschool (Don Boscoweg). Een vreemd getal, omdat een batterij meestal uit vier stukken bestond. Oplossing leek, dat het om twee batterijen van de Mörsers ging. Waarbij mogelijk één stuk uitgevallen was, door materiaalpech, of achtergebleven door andere oorzaak. Die invulling moest van tafel, toen nieuwe gegevens op tafel kwamen over s Art Abt 735.
Er was nog een tweede verslag van G.A.W. van der Schouw. Toen jongen van een jaar of tien. Hij had gezien, dat achter het huis waar hij woonde, gemotoriseerd geschut werd geplaatst. Vroeg in de ochtend van 11 mei vuurde dat richting Grebbeberg. Omdat uit de indelingsoverzichten van X AK en ID 207 bleek dat alleen II/AR SS, IV/AR 256, en s Art Abt 735 gemotoriseerd waren, bleven toen de twee eerste afdelingen als mogelijkheid over. Het meest voor de hand lag nog IV/AR 256. Daarvan waren twee batterijen bij ID 207 ingedeeld, en die zouden vermoedelijk het verst naar achteren staan, achter het lichtere geschut. Maar hoe was dan de andere waarneming van 5 stukken te verklaren, en wat deden dan de ook ingetekende batterijen bij Heelsum ?
Vorige week heb ik daarom nog enkele vragen aan de heer Van der Schouw voorgelegd. Die herkende het geschut van IV/AR 256 positief, in een vergelijking met foto's van dit type en foto's van de 10,5 cm le FH 18. Verder gaf hij aan, dat dit geschut ongeveer een dag of twee vanuit Renkum vuurde. Tenslotte, dat het geschut bij Heelsum (voorzover hij in zijn vrienden- en kennissenkring kon achterhalen), van die plaats niet gevuurd heeft.
Deze nieuwe gegevens sporen prima met andere bronnen. II/AR SS kwam vermoedelijk al in de ochtend van 11 mei in de Villawijk aan. Er zijn meldingen van vijandelijk geschut in stelling op de Wageningse Berg. Zelfs van batterijen achter de Berg. III/AR 207 kwam die dag ook al in actie, maar stond toen op de Eng. Vermoedelijk bij de Geertjesweg. Want volgens een andere getuige, J. van Tricht, werd daar als eerste Duits geschut geplaatst. Later kwam er, achter zijn ouderlijk huis aan de Dolderstraat, nieuw geschut bij. Uit KTB's en Bijlagen is duidelijk, dat III/AR 311 op 11 mei nog bij Heelsum stond. II/AR 207 was nog te Oosterbeek, en werd een dag later naar Heelsum aangetrokken. Beide afdelingen hebben daar geparkeerd gestaan, om "gereedgesteld" te worden. Ze werden daar op belangrijke punten nagelopen, van vers geplukte takken met bladeren als camouflage voorzien, en verder gevechtsklaar gemaakt.
Het raadsel van de vijf stukken van de heer Mesker is hiermee nog niet opgelost. De heer Van der Schouw tekende achter de Le Maitreweg duidelijk drie (!) stukken, en verder N nog acht. Deze opstelling wijst in de richting van een incomplete zware (?) batterij, plus de twee batterijen van (vermoedelijk) IV/AR 256. Mogelijk is nog, dat het door hem ingeschetste aantal niet helemaal juist is, en dat hier alleen de twee batterijen van IV/AR 256 stonden.

Uit het dagboek van I-22 RA blijkt, dat in de ochtend van 13 mei 1940 enkele bespannen eenheden, ingeschat als batterijen, in de uiterwaarden N van de Rijn gesignaleerd en beschoten werden. Bekend was al, dat aan de Kop van de Oude Haven drie veldgraven met datum 12/13 mei van III/AR 311 zijn geweest. Ook noteerde de Korpsveearts, dat van deze afdeling door vijandelijk vuur 60 paarden waren gedood of gewond. Waarschijnlijk kwam III/AR 311 dus onder vuur van I-22 RA.
Een verrassende vondst vormde daarna het dagrapport over 13 mei 1940 van Kdr AR 207. Dat was Wilhelm Metger, tegelijk Kdr van de Divisieartillerie (Arko). Hij meldde ook verliezen van paarden bij III/AR 207 (2 dode, 1 gewonde). Dus misschien werd naast III/AR 311 nog een batterij van III/AR 207 door I-22 RA met succes beschoten.
Metger meldt in de eerste alinea: "Abteilungen in Stellung im Raum südl. der Strasse Wageningen - Rhenen." Wat ik vertaal met: "Afdelingen in stelling in het gebied Z van de Straatweg Wageningen - Rhenen". Afdelingen ? Niet alleen III/AR 311, maar verder nog III/AR 207, en mogelijk zelfs II/AR 207 ?
Dat laatste is zeer waarschijnlijk. Metger gaf aan, dat de 4e Batterij op de Grebbeberg in stelling stond. Dat was een batterij van II/AR 207. Want men nummerde in het Duitse leger de gebruikelijke drie batterijen van vier afdelingen door. I/AR 207 had 1/ tm 3/AR 207, II/AR 207 had 4/ tm 6/AR 207, etc.
4/AR 207 zal waarschijnlijk pas laat op de dag op de Grebbeberg in stelling zijn gebracht. Om de doorbraak van IR 322 bij het viaduct van Rhenen te ondersteunen. Doel zal zijn geweest, om zo nodig nog van nabij weerstandsnesten bij Rhenen te bestrijden, en waarschijnlijk vooral om storend vuur af te geven op grotere afstanden. Maar die doelen vielen weg. Ons leger was in dit deel van de Grebbelinie ruim voor 20.30 uur (het bevolen tijdstip daarvoor) in volle terugtocht. De hoofdmacht was al ver voorbij Elst, op weg naar de Nieuwe Hollandsche Waterlinie.

Helaas zijn tot nu toe geen gedetailleerde stellingkaarten in de archieven opgespoord. Die waren er waarschijnlijk wel. Er staat nog een onderzoek naar die kaarten uit. Voor mijn reconstructie ontbreekt nu nog een harde toets.
De aangetroffen schetsen maken wel duidelijk, waar het Duits geschut bij Wageningen van dag tot dag ongeveer heeft gestaan. Zie voor nadere bijzonderheden hierover de aflevering van 23 juli.

vrijdag 23 juli 2010

Een los eindje

De stellingen van Duitse artillerie bij Wageningen zijn in de KTB's met Bijlagen niet nauwkeurig aangegeven. Wel is de opmarslijn duidelijk: Renkum -> O van Wageningen -> W van Wageningen. Ook kan nu (met onderbouwd giswerk) worden vastgesteld, welke eenheden van dag tot dag zijn ingezet.

De volgende plaatjes geven de officieel ingetekende stellingen aan.
Er zijn misschien gedetailleerder Lagenkarten geweest, maar die werden nog niet opgespoord. Duidelijk is, dat de massa van de artillerie op 11 mei nog O van de Diedenweg stond (in de driehoek Bennekom - Wageningen - Renkum), en daar bleef tot de avond van 12 mei. Pas op 13 mei werden stellingen tussen Grebbeberg en Wageningen ingenomen. Misschien kwamen enkele batterijen daar nog een dag eerder.


Op 10 mei zijn volgens de verslagen vooral II/AR SS en IV/AR 256 ingezet in de voorhoedes van SS "DF", zeker bij Westervoort. Mogelijk ook nog I/AR 207, bij IR 368 (Cdt Von Oesterreich), om de IJsselovergang bij Doesburg te forceren. III/AR 207 was bij IR 322 (Cdt Neydholt) De rest van de Divisie-artillerie bleef ver achter. De Groep Metger legerde met Staf/AR 207, II/AR 207, en III/AR 311 in het bedekt terrein van Montferland. Juist over de grens, tussen Beek, Stokkum, en 's-Heerenberg.

Op 11 mei kwamen drie afdelingen in actie, om de aanval op de Voorposten te steunen. Dat waren II/AR SS, III/AR 207, en 10,11/AR 256 (12/AR 256 was bij ID 227 ingedeeld).
II/AR SS stond waarschijnlijk al in de Villawijk, III/AR 207 op de Eng, aan de Geertjesweg. In de KTB's wordt alleen vermeld, dat de verschillende afdelingen in stelling kwamen "O van Wageningen", met artilleriewaarnemers "op de daken" in de "Zuidoostrand" van Wageningen.
We nemen op grond van vastgelegde waarnemingen aan, dat de beide bij ID 207 ingedeelde batterijen van IV/AR 256 nog verder O stonden. In Renkum achter de Le Maitreweg.

Op 12 mei stond een tweede zware afdeling ter beschikking. III/AR 311, met 15 cM geschut. Onderweg was nog een derde zware afdeling. Dat was s Art Abt 735, met twee batterijen 21 cM Mörser 18, aangetrokken van XXVI AK. De twee batterijen kwamen laat in de avond, of zelfs pas in de vroege ochtend van 13 mei, bij Wageningen aan. De derde batterij van deze afdeling (in april 1940 ontvangen) bleef blijkbaar elders ingedeeld. Onbekend is, waar.
De deze dag vier ingezette eenheden (totaal 44 vuurmonden) moeten op en rond de Eng hebben gestaan. Misschien met uitzondering van enkele bespannen batterijen.

In de vroege ochtend van 13 mei stonden beide batterijen van s Art Abt 735 nu ook bij Wageningen tot vuren gereed. Deze werden geplaatst in de Bosrand, bij Dorskamp. Misschien ook één batterij N van de Geertjesweg.
De twee bij ID 207 ingedeelde batterijen van IV/AR 256 hadden daar ook gestaan, maar waren nu naar het W verplaatst. Volgens het artilleriebevel van Walter Büchs (Arko 22) stond 10/AR 256 in stelling op punt "Re 74 810, Ho 43 090". Dat is misschien hetzelfde als 174,81 - 443,09 in coördinaten van onze nieuwe TK. Bekend is immers, dat het Duitse leger gebruik maakte van Nederlands kaartmateriaal. De vermoede plek is NO van Wageningen. Aan de rand van het stedelijk gebied. We brengen die plek ook in verband met een verplaatsing omstreeks 10.30 uur in de ochtend. Toen werd zwaar geschut in stelling gebracht "bij" Bornse Steeg.
II/AR SS bleef in de Villawijk staan.
III/AR 207 opereerde deze dag, samen met III/AR 311, ver W. In het gebied tussen Grebbeberg en Wageningen. Op 12 mei werd al opvallend veel Duits geschut waargenomen in de Westrand van Wageningen, en in het gebied van de Voorposten. Daarom is niet uitgesloten dat batterijen van deze afdelingen ook al die dag zover vooruit stonden.
Deze dag kwam W van Wageningen (voor het eerst ?) 4/AR 207 ook in actie. Mogelijk ook 6/AR 207. Twee batterijen van II/AR 207. De ontbrekende batterij (5/AR 207) van II/AR 207 werd ingezet bij de Gruppe Brückner in de Betuwe. I/AR 207 was nog in de omgeving van Ede, bij IR 368.

Op 14 mei werden misschien nog, in de achtervolging op het terugtrekkend Nederlands leger, de gemotoriseerde zware batterijen ingezet. Zo wordt in enkele publicaties inzet N van Culemburg (fort Honswijk ?), en het voornemen tot vuren op de forten van Utrecht genoemd.
Rechlin noemt de "Brummer" van Andreae. Mörsers werden in het Duitse leger, om hun zware geluid, wel als "Brummbären" aangeduid. Maar volgens Rudolf Witzel, in zijn boek "Mit Mörsern, Haubitzen und Kanonen" [a.w., p. 163, 164), was Oberstleutnant [Wolf] Andreae sinds 1939 Kdr IV/AR 256.
Een vergissing van Rechlin, of van Witzel ? Of had Wolf Andreae nog een broer als Kdr bij s Art Abt 735 ? Voorlopig is dit nog een los eindje.

donderdag 22 juli 2010

Keppler en het KTB

De versie van Keppler is een duidelijke illustratie hoe de geschiedenis (bewust of onbewust, dat laten we maar in het midden) kan worden vervalst. In het KTB van ID 207 staat over de toezegging van meer en zwaarder geschut voor de aanval op 12 mei 1940 niets. Wel werd een versie van Keppler's verhaal in een uittreksel van het KTB van SS "DF" opgenomen. Dat is een soort heldenverhaal, waarin op veel punten schromelijk overdreven wordt. Toch maar een citaat hieruit [in mijn vertaling]:

"Op grond van de gevechten van 11 mei was het Regiment tot de overtuiging gekomen, dat een aanval op de Grebbeberg zonder sterke artillerie-voorbereiding niet mogelijk zou zijn. Dit werd bij de 207e ID nog in de nacht van 11 op 12 mei aangevraagd. Toegezegd werd, dat voor de in de ochtend van 12 mei geplande regimentsaanval op de Grebbeberg drie lichte en twee zware artillerie-afdelingen van de Divisie [beschikbaar gesteld zouden worden]".

Otto Weidinger heeft deze passage bijna letterlijk overgenomen in zijn boek "Kameraden bis zum Ende" [a.w., p. 30]. De eerste zin luidt in deze versie:

"Op grond van de gevechten van 12 mei [!] was de Commandant van het [SS] Regiment ["DF"] tot de overtuiging gekomen," etc.

Wordt de rol van de Commandant van het Regiment (Keppler) hier nog wat aangezet ? Was dit zijn manier om een even niet zo doortastend optreden te verhullen ?
In het KTB staat namelijk ook, dat een nachtaanval [uit te voeren in de nacht van 11 op 12 mei] op de Grebbeberg bevolen was. Maar die aanval werd niet doorgezet, omdat er onverwacht Nederlands artillerievuur op de gereedstelling viel. Keppler dacht, dat de gereedstelling ontdekt was, en stelde de aanval uit.

Het nachtelijk Nederlands artillerie [?] vuur is moeilijk te plaatsen. Het kan hier alleen om een niet geregistreerd storend vuur gaan. Het was dus zeker geen intensief vuur op een ontdekte troepenconcentratie.

De dag hierna werd de aanval op de Grebbeberg later ingezet dan gepland. Excuses waren toen "een verlate aankomst van gedeeltelijk bespannen afdelingen", en "moeilijke omstandigheden voor het inschieten".
Met het laatste werd bedoeld, dat het onoverzichtelijk terrein nadelig werkte. Hierin was niet vast te stellen, waar onze batterijen precies stonden, en waar het hierop gericht Duits artillerievuur viel. Toch waren er vooruitgeschoven waarnemers op de Berg. Ook was vliegtuigwaarneming mogelijk, om te verkennen en het vuur te leiden.

Zoals we zagen, telde Keppler een hoger aantal zware (drie), dan lichte afdelingen (twee) in zijn vijf. Welke waren dat ? Zware afdelingen had de Divisie niet vrij beschikbaar, die moesten dan van X AK komen. Maar X AK had ook al het zwaar geschut zelf ingezet. Dat zou dan aan ID 227 onttrokken moeten worden, of bij het naasthogere echelon aangevraagd.
Uit de dagboeken van 18e Armee, XXVI AK, en Bijlagen blijkt, dat s Art Abt 735 als versterking moest worden aangevoerd. Eerst onder bevel werd geplaatst bij X AK. Na IJsselovergang bij Westervoort ter beschikking van ID 207 zou komen. Zo kreeg ID 207 op papier dan vrij ter beschikking (I/AR 207 was gebonden in het gevecht bij Ede):

* II/AR SS, drie batterijen van elk vier stukken 10,5 cM le FH 18 (gemotoriseerd)
[* II/AR 207, drie batterijen van elk vier stukken 10,5 cM le FH 16 (bespannen)]
* III/AR 207, drie batterijen van elk vier stukken 10,5 cM le FH 16 (bespannen)
* III/AR 311, drie batterijen van elk vier stukken 15,0 cM s FH 13 (bespannen)
* IV/AR 256, drie batterijen van elk vier stukken 15,0 cM s FH 18 (gemotoriseerd)
[* s Art Abt 735, twee batterijen van elk drie stukken 21,0 cM Mörser 18 (bespannen)]

Totaal 66 stukken.
Maar van II/AR 207 ging op 12 mei één batterij (de vijfde) naar de Gruppe Brückner in de Betuwe. Ook was één batterij (de twaalfde) van IV/AR 256 afgestaan aan ID 227. Over dus 58 vuurmonden. Wel ongeveer gelijk aan het aantal, dat genoemd werd in een Bijlage van het KTB van de Ia (Stafofficier Operaties) van X AK . Die Bijlage was een exemplaar van het uittreksel van het KTB van SS "DF". Bijgeschreven was, wat blufferig, "Ca 60 Rohre", d.w.z. "Ca. 60 vuurmonden".

Ook dat aantal werd op 12 mei niet ingezet. Waarschijnlijk maar 44 stukken, van vier Afdelingen (12 van II/AR SS, idem van III/AR 207, idem van III/AR 311, en nog 8 van IV/AR 256). Want:

* De s Art Abt 735 kwam pas in de late avond van 12 mei (of vroege ochtend van 13 mei ?) aan. Die afdeling is daarom in de opsomming hierboven tussen haken gezet.
* II/AR 207 werd vermoedelijk nog niet ingezet, met de beschikbare lichte batterijen. Ook die afdeling werd daarom hierboven tussen haken gezet. In het KTB van ID 207 staat namelijk alleen, dat de afdeling gereed stond in Heelsum, met de wagentros (w.o. de munitiecolonne). Even later, dat 5/AR 207 ter beschikking kwam van de Gruppe Brückner in de Betuwe.

Het laatste blijkt uit een dagrapport met als opschrift "Verlauf des Tages. 12.5.40 (Pfingstsonntag)" [Bijlage Nr 123 bij KTB X AK Ia]. In dit dagrapport van ID 207 aan X AK, over 12 mei staat [mijn vertaling]:

"5.) De Groep Brückner heeft gisteravond Fort Pannerden bij verrassing ingenomen, onder leiding van Lt Von Bonin, en heeft vandaag tegen de middag de lijn O van Opheusden - W van Dodewaard bereikt. Het versterkt bataljon II/AR 374 is met 5/AR 207 onder bevel gebracht van de Groep Brückner, en met veerboten over de Nederrijn gezet. [Deze eenheden] bevinden zich nu op mars over Elst naar Dodewaard; per auto vervoerde onderdelen zijn al in Hien [een plaatsje tegen Dodewaard aan] aangekomen."

De uiteenlopende telling, van zware en lichte afdelingen bij ID 207, ontstond mogelijk door verschil in opvatting over de bewapening van III/AR 311. Of men telde die afdeling, als derde, automatisch als "licht". Of men vond de verouderde 15,0 cM s FH 13 toch zeer tekort schieten in dracht (8,9 km resp. 13,3 km), vergeleken met de 15,0 cM s FH 18. De verdere verschillen in schietprestaties waren niet zo groot (projectielgewicht van de brisantgranaat 39 kg resp. 44 kg, vuursnelheid 3 s/min resp. 4 s/min).
In beide opvattingen werd blijkbaar op tijdige komst van de Mörsers gerekend.

woensdag 21 juli 2010

Reconstructie

Onze kennis over de stellingen van Duitse artillerie bij Wageningen is, in de loop van deze studie, flink toegenomen. Vooral, omdat in de krijgshistorische archieven verrassende vondsten werden gedaan. Hieronder de officiële indelingen van de 18e Armee, X AK, ID 227, en ID 207. Verder ook gegevens over de opmars, ingezette eenheden, verbindingen, brugslag, en bijzondere gebeurtenissen.

Het krijgsgeschiedkundig onderzoek werd na de oorlog met kracht hervat. Maar veel informatie was toen al weggezakt. En een deel van het oorspronkelijk materiaal was verloren gegaan. De Nederlandse dossiers zijn vaak erg beknopt. Vroegere bijlagen, en zelfs delen uit de oorspronkelijke rapporten, zijn verdwenen. Meestal bij de capitulatie verbrand, of op andere manier vernietigd. Groot gemis is, dat blijkbaar ook al het film- en fotomateriaal, gemaakt tijdens verkenningen en gevechtsacties, toen vernietigd werd.
De Duitse KTB's en bijlagen zijn nog grotendeels aanwezig. Al zijn die evengoed beknopt, en (zelfs in origineel) vaak slecht leesbaar. Veel documenten zijn aan de randen door brand beschadigd, waardoor stukken tekst verloren gingen.

Met al het nu verzameld materiaal is een goede reconstructie mogelijk. Daarmee kunnen hiaten nog worden aangevuld, en duidelijke fouten gecorrigeerd.

Voor ons onderzoek was de gebruikelijke vaagheid van KTB's en bijlagen bijzonder hinderlijk. Niet bekend was, welke artillerie-eenheden precies bij Wageningen werden ingezet, en waar die in stelling hebben gestaan. De later vastgelegde informatie blijkt nogal eens fout. Zo hebben er in Renkum geen Mörsers gestaan. En er hebben ook op 12 mei 1940 geen "drie zware en twee lichte afdelingen" gevuurd bij Wageningen, zoals General der Waffen SS Georg Keppler zeven jaar later liet vastleggen. Dat gebeurde in een gesprek met twee officieren van de Krijgsgeschiedkundige Sectie van de Generale Staf, Gen Maj Van Hilten en Maj Van der Kloet [NIMH Coll 409, Inv Nr 550018].

De gegevens voor 11 mei 1940 werden in het volgend curieuze schetsje vastgelegd. Het geeft in elk geval aan, dat het stellinggebied tussen Wageningen, Bennekom, en Renkum lag [NIMH Coll 409, Inv Nr 550022].


Dit schetsje moet met flink wat zout worden genomen. Aangetekend werd daarop rechtsonder, dat de juiste plaatsen van de afdelingen artillerie niet bekend waren. Verder geven bijschriften aan, dat IV/AR 207 niet bij de Divisie was [volgens onze informatie zelfs niet bestond], en dat III/AR 311 die dag nog te Oosterbeek was. Die correcties werden gemaakt op basis van gegevens uit de KTB's. Maar die bronnen zijn niet altijd volledig en duidelijk. In een enkel geval geeft dat aanleiding tot misverstand, en tot foute interpretaties.

Zo is helder, dat Keppler op grond van de ervaringen van 11 mei, een betere artilleristische voorbereiding nodig vond om de Grebbeberg te kunnen bestormen. Daarom vroeg hij nog in de nacht van 11 op 12 mei om meer en zwaardere artillerie bij zijn chef, GenLt Von Tiedemann, Kdr ID 207. Toegezegd werd toen blijkbaar, dat mede uit de Korpsreserves, in totaal drie zware en twee lichte afdelingen beschikbaar zouden komen voor de aanval op 12 mei. Het aanvalsplan was daar ook op afgestemd. Maar in zijn melding van die dag tot 6.15 uur [samengevat in het KTB van ID 207] noemt de Artilleriekommandeur (Arko) Wilhelm Metger (Kdr AR 207) maar vier ingezette afdelingen: II/AR SS, III/AR 207, III/AR 311, IV/AR 256. De vijfde (derde zware) afdeling was toen dus nog niet aanwezig.
Als gerekend werd op s Art Abt 735, weten we nu, dat die pas in de ochtend van 13 mei kon worden ingezet.

Als we de waarnemingen op Duitse artillerie bij Wageningen nagaan, zien we het volgende voor de eerste meldingen per afdeling:

11 mei, 7.45 Mondingsvlammen van vij art, waargenomen op Wageningse Berg. W.s. II/AR SS bij Villawijk.
11 mei, 8.16 Inschieten vij. art. Vermoed op of bij de Wageningse Berg. W.s. III/AR 207 bij Geertjesweg.
11 mei, 8.58 Vij. art. bij Kop Oude Haven. W.s. Infanteriegeschut in voorste lijn.
11 mei, 23.30 Inslagen, vanaf het midden tussen Wageningen en Bennekom. W.s. IV/AR 256 bij Dorskamp.
13 mei, 9.40 Vij. art. bij 2e g van "Synagoge". Plaats: Westrand Wageningen. W.s. III/AR 311.

Opvallend is, dat er van s Art Abt 735 ook op 13 mei geen duidelijke waarnemingen bekend zijn. Vooral op 12 mei, werden er wel veel meldingen vastgelegd van kleine eenheden licht geschut in het Voorpostengebied. Tot nu toe zijn deze geïnterpreteerd als infanteriegeschut. Mogelijk ging het echter toen ook al om vooruitgeschoven batterijen van AR 207 (4, 6/AR 207, III/AR 207, en III/AR 311). Op 13 mei werden in elk geval 4/AR 207 en III/AR 311 tussen de Grebbeberg en de Westrand van Wageningen ingezet. Tenslotte werd op 13 mei een eenheid (batterij of afdeling) zwaar geschut "bij Bornse Steeg" waargenomen. Dit voorval interpreteren we nu als een stellingwisseling van IV/AR 256.

maandag 19 juli 2010

Wp Groene Bank

Over Groene Bank, de afdelings-waarnemingspost van III-8 RA aan de Bergweg bij Rhenen, schreef Nierstrasz, dat deze post "met het beste uitzicht" op 12 mei te 6.10 moest worden verlaten ["De Strijd", III/3, p. 343]. Merkwaardig genoeg, gingen de waarnemingen volgens de registers gewoon door. Deze tegenstrijdigheid is nu opgelost. Er kon weer een stukje van de puzzel op de juiste plaats worden gelegd.

Het bericht, dat de post Groene Bank verlaten wordt, staat zonder tijd in een nieuw gevonden bericht. Dat is het verslag van Elt U.H. Meyer, Lt Vuurregelingsdienst (VRD) van III-8 RA. Zie onder. Dit verslag staat niet op de website van www.grebbeberg.nl en is nu door mij uit het archief gelicht. Verder nog twee documenten, met aanvullende gegevens over afgegeven vuren, en waarnemingen op Duitse artillerie. Eén van deze documenten bezat ik al, maar dat hield nogal plotseling op, op 13 mei. Een nieuw aangetroffen document heeft ook een storend hiaat. Daarin ontbreken de pagina's 17 tm 19, met aantekeningen over 12 mei. Beide hiaten bleken niet te dichten. Ook de originelen in het archief hadden dit gebrek. Naast elkaar gelegd, ontstaat wel een vrij compleet beeld.

Als aanvulling op de documenten van de website, beschik ik nu over de volgende documenten uit het NIMH-archief, Collectie 409 ("Gevechtsverslagen en -rapporten mei 1940", tussen haken de Inventarisnummers):

Aantekeningen Staf 8 RA, Tlt C.W. de Visser, [511001].
Afschrift Dagboek Staf 8 RA, auteur niet aangegeven, [511001].
Vuurregelingregister Cdt I-8 RA, Maj A. van der Wiel, [511007].
Verbeterd volledig Stellingbericht Cdt III-8 RA, Kapt J. van 't Land, [511007].
Een onvolledig lijstje met coördinaten van reservestellingen en vuren I-8 RA, Lt TMO G. Smit [511011].
Afschrift Bevels- en Meldingenregister van III-8 RA, auteur niet aangegeven, [511016].
Verslag Lt Vuurregelingsdienst, Elt U.H. Meyer, [511017].

Eerst van belang is, de plaatsen van beide opvolgend gebruikte posten "Groene Bank" vast te stellen. Die posten zullen we verkort aangeven met Wp GB1, en Wp GB2.

Wp GB1 had als coördinaten 167,81 - 442,35 (Bergweg). Door TMD bepaald [Coll 409, Inv Nr 511007].
Wp GB2 had als coördinaten 167,30 - 442,80 (Oude Veenendaalse weg). Eigen benadering.

De laatste benadering is als volgt tot stand gekomen.
Elt VRD schrijft in zijn verslag, dat de wp werd verplaatst naar een mitrailleurnest "in een boom nabij de middenbatterij" [Idem, Inv Nr 511017]. De bedoelde batterij was volgens al eerder bekende gegevens 3-III-8 RA. Cdt III-8 RA geeft aan in zijn stellingbericht, dat die bij 167,18 - 442,75 was [Idem, Inv Nr 511007].
Een mitrailleurpost was bedoeld voor de nabijverdediging. Meestal niet verder dan zo'n 100 m links of rechts van de batterij vandaan. Omdat niet bekend is, op welke vleugel de mitrailleur stond, neem ik de middenweg. Plaats rechtvoor, ongeveer op de knik in de Oude Veenendaalse weg. De juiste plek zal dan hooguit 75 m N, of 75 m Z daarvandaan zijn geweest, in verband met de breedte van de batterij. De stukken moesten volgens de voorschriften 30 - 50 m van elkaar vandaan staan. Breedte daarmee voor een batterij van vier stukken 90 - 150 m.

Blijft nog over de vraag, op welk tijdstip ongeveer van stelling gewisseld werd. Het verslag van reserve-kapitein H. Ballot (op de website) geeft hier een (opnieuw verwarrende) aanwijzing voor [Idem, Inv Nr 511021]:

"Even later begint de middenbatterij weer te vuren. Ze hebben weer een doel te pakken. De afdeelingswaarnemingspost Groenebank is verlaten, sinds de cadet Vaandrig Wynekes daar wat pijnlijk vandaan is komen zetten, met een stijve schouder van een matte scherf [een scherf die bijna alle snelheid verloren heeft]. Luitenant Broekema als verkenner van de afdeeling, en uitstekend met het voorterrein bekend, zit nu in een waarnemingspost vlak achter ons, aan het kruispunt Oude Veenendaalscheweg - Luxe Autoweg [die weg heet nu Autoweg, en gaat over in de Bergweg]. Hij zit daar wel open en bloot, maar Broekema is fel en niet weg te krijgen. Voortdurend kan hij waardevolle meldingen doorgeven."

Het verslag van Wynekes [Inv Nr 511021] noemt dit voorval niet. Elt Meyer [Idem, Inv Nr 511017] plaatst de wisseling tussen 10.42 en 11.52 op 12 en niet op 13 mei, zoals Kapt Ballot. Kapt Van 't Land noemt die ook weer zonder tijd in zijn gevechtsbericht van 12 mei. Onder punt 2 van de "Mededeeling omtrent bijzondere gevechtsvoorvallen". Met als globale plaatsaanduiding, "mitrailleurnest op de viersprong van kunstwegen in vt 167 - 442" [Idem, Inv Nr 511015]. Nauwkeuriger (maar met kaartmeting) dus op ongeveer 167,20 - 442,70. Dat komt goed overeen met mijn benadering. Maar de dag en tijd van wisseling nog ?

Een recent artikel in het blad van de Historische Vereniging Oud - Wageningen geeft een onafhankelijke melding. Dit plaatst het voorval óók op 12 mei, even na 10.00 uur. Op het moment van aflossing. Aan het woord is dan Elt L.D. Broekema, Lt-verkenner van (Staf) III-8 RA ["Oud Wageningen", jrg 38 nr. 2, april 2010, p. 50].
Het Bevels- en meldingenregister geeft, onder Nr 55 van 12 mei, een rooster voor de bezetting van Groene Bank.
Op die dag komt cadet Wynekes hierop voor met diensten van 5.00 - 7.00, 11.00 - 13.00, en 17.00 - 19.00. Broekema had de diensten ervoor. Van 3.00 - 5.00, 9.00 - 11.00, 15.00 - 17.00. Het schema was voor alle waarnemers (zoveel mogelijk) 2 uur op, en 4 uur af.

Op grond van deze gegevens plaats ik de verwonding van Wynekes toch ook op 12 mei, net als Nierstrasz. Maar wel pas om ongeveer 11.00 uur.
Een verwisseling van dagen (zoals 12 of 13 mei) komt in de gevechtsverslagen nogal eens voor. Voorzichtigheid met de datering is daarom altijd geboden.

zaterdag 17 juli 2010

s Art Abt 735

Over deze Afdeling, waarvan bij de Grebbeberg 2 batterijen 21 cM Mörser 18 werden ingezet, zijn ook wat nieuwe gegevens bekend. Die komen uit archiefonderzoek bij het BA/MA Freiburg. De KTB's met Bijlagen uit dat archief geven op enkele punten een waardevolle aanvulling op wat al over s Art Abt 735 aan informatie was opgespoord. Wat nu (vooral uit de militaire archieven) bekend is over de indeling en opmarsweg, staat in het volgend schema.


Duidelijk is hiermee, dat s Art Abt 735 oorspronkelijk ingedeeld was bij XXVI AK, het zusterkorps van X AK bij de 18e Armee. Deze artillerie-eenheid behoorde tot de Heerestruppen, naar behoefte in te zetten op beslissende punten. Indeling bij XXVI AK vond niet eerder dan 15 februari 1940 plaats. Op een Bijlage met die datum bij het KTB van de Stafofficier Operaties (Ia) van dit Korps, is de Mörserafdeling met de hand bijgeschreven [Kopie van dit document verstrekt door Lkol E.H. Brongers].
Op 10 mei werd de Afdeling toegewezen aan ID 256, om te helpen de overgang over het Defensiekanaal in de Peel-Raam stelling (in Duitse bronnen aangegeven als "Kanalstellung") te forceren.
Opvallend is, dat de Mörserafdeling blijkbaar wel drie dagen onderweg is geweest van Üdemer Bruch (Tussen Goch en Xanten) naar Wageningen. De route ging over: Kessel - Kalkar - Kleef - Emmerich - Elten - Arnhem. De afgelegde afstand kan daarmee op 150 km worden geschat. Dat vraagt een nadere verklaring. Want dat is wel een zeer trage verplaatsing.

Een belangrijk punt is, dat verkeer naar het front absolute voorrang had, boven verkeer in tegengestelde richting. Er waren ook grote opstoppingen. Vooral bij wegvernauwingen, knooppunten, en bruggen.

De voorrangsregel is af te lezen uit de toevoeging in het bevel van 11 mei, waarmee s Art Abt 735 ter beschikking werd gesteld van de 18e Armee. De bevelvoerend Generaal bij AOK 18 stelde als voorwaarde voor de terugname uit de aanvalszone van XXVI AK [Kopie eveneens verstrekt door Lkol E.H. Brongers, mijn vertaling]:

"Alleen, als de afdeling zich nog O van de Maas bevindt. Geen verkeer naar achteren op de Maasbrug [bij Gennep] !"

Niet duidelijk is, waar toen precies de Rijn werd overgestoken. Mogelijk gebeurde dat bij Kalkar, en niet bij Kleef. Er is een onduidelijk bericht, dat misschien inhoudt, dat Kleef niet bereikbaar was. Verder is bekend, dat via Emmerich en Elten de IJssel bij Arnhem werd overschreden. Tot dat punt was de afdeling nog onder bevel van X AK. Vanaf Arnhem kwam ze ter beschikking van ID 207.
Ook bij Westervoort werd mogelijk grote vertraging opgelopen. Een noodbrug voor zwaar verkeer tot 16 ton werd vervangen door uit Duitsland aangevoerd brugslagmateriaal. Daardoor was ook de 8-tons brug tot middernacht 12/13 mei (onze tijd) tijdelijk buiten gebruik. Deze brug moest worden geopend (delen uitgevaren) voor schepen, waarop dit materiaal was verladen [NIMH Coll 401, Inv Nr 0012, 0145].

Hiermee is een tot nu toe raadselachtige opmerking verklaard in het verslag van Arko 22, Walter Büchs, over 13 mei 1940. Er stond [NIMH Coll 401, Inv Nr 2030, mijn vertaling]:

"De artillerie van de Divisie voerde vroeg in de ochtend van 13 mei, de bevolen verwisseling naar de aangewezen stellingen uit. Om 9.20 uur (onze tijd) tot vuren gereed. II/AR SS verandert niet van stelling. De Mörser Afdeling was bij het aanbreken van de dag tot vuren gereed."

Tot nu toe was onduidelijk, of de Mörser Afdeling misschien al op 12 mei ingezet was bij Wageningen. Nu kan worden vastgesteld, dat s Art Abt 735 die dag nog niet ter plaatse was.

Gemeld werd , dat de vuurstellingen "um Benekom" [bij Bennekom] waren. Dat sluit stellingen in de Bosrand van de Wageningse Berg zeker niet uit. De Duitse plaatsaanduidingen waren meestal erg vaag, en soms zelfs duidelijk onjuist door gebrek aan locale kennis.

Tenslotte is nu bekend, dat de Afdeling op 13 mei enige tijd ingezet werd ten behoeve van ID 227.
Bij de Duitse aanval hier, ondervond de buurdivisie veel last van flankerend vuur uit het gebied van De Klomp en Emminkhuizen. Om dat uit te schakelen, werden 100 schoten beschikbaar gesteld. Af te geven op "G-20 [?], doelen bij Emminkhuizen". Als die schoten allemaal in hoogste tempo en in afdelingsvuur afgegeven zijn, is de afdeling daar toch meer dan een half uur mee bezig geweest. Het hoogste tempo bedroeg 30 schoten per uur. Dat kwam, omdat gescheiden lading werd gebruikt, de brisantgranaat 113 kg woog (met vier mensen aangevoerd), de granaat goed aangezet diende te worden, en de vuurmond bij elk schot eerst in de laadstand, en na het laden weer terug in de vuurstand, moest worden gebracht [J. Engelmann, H. Scheibert, "Deutsche Artillerie", p. 101, 142].

AR 207

Een verrassende vondst gedaan bij het NIMH. In een map met opschrift "Voorbereiding en uitvoering Duitse aanval" zaten bijlagen van de KTB's van X AK, ID 227, en ID 207. Hierbij veel bekend materiaal, maar ook een tot nu toe onbekend stuk. Een met de hand geschreven verslag van de verrichtingen op 13 mei 1940 van AR 207 [NIMH Coll 409, Inv Nr 550018a].

Het verslag geeft aan, dat op 13 mei de bespannen afdelingen van AR 207 al veel verder W waren opgerukt, dan tot nu toe aangenomen. Ook, dat één batterij toen zelfs mogelijk letterlijk op de Grebbeberg heeft gestaan. Dat is op het eerste gezicht zó onwaarschijnlijk, dat dit document nog eens door iemand bij Stichting De Greb/Kennispunt Mei 1940 is beoordeeld. Conclusie was, dat de batterij dan waarschijnlijk pas laat op de dag daar is opgesteld. Vermoedelijk vooral voor het afgeven van storende vuren op wegkruisingen richting Elst en Veenendaal.

Het document is de Tagesmeldung vom 13/5.40, Stand 20.00 Uhr van Kdr AR 207. Dat was Wilhelm Metger, die als Kdr AR 207 het bevel voerde over de Divisieartillerie. In vertaling luidt het eerste deel van het verslag [afkortingen hierin voluit uitgeschreven]:

"Regiments commandopost [= cp AR 207] eerst ongeveer 1 km ZO van de Grebbeberg. Afdelingen in stelling in het gebied Z van de straatweg Wageningen - Rhenen. De 4e batterij staat in vuurstelling op de open plek in het bos van de Grebbeberg. De Afdelingen bestreden de hele dag vijandelijke stellingen op de Grebbeberg en N daarvan. Er was maar weinig activiteit van [onleesbaar, vijandelijke ?] artillerie - alleen vliegacties."

Zoals gezegd, een batterij op de Grebbeberg is uiterst onwaarschijnlijk, maar toch staat het er. Zie het volgend fragment uit het origineel.


Mijn eerste gedachte was dan ook, dat het een schrijffout moest zijn. Dat er "Wageningse Berg" had moeten staan. Want op die plek heeft zeker Duits geschut gestaan. Ook staat er "4. Batterie", wat suggereert dat een batterij van II/AR 207 op de Grebbe [?] Berg heeft gestaan. Maar van II/AR 207 was na 11 mei geen inzet meer bekend. In het KTB van ID 207 staat die dag:

"II./A.R.207 und III./A.R.311 in Bereitstellung um Oosterbeek". III./A.R. 311 erkundet Stellungen zum Einsatz am 12.5. ostw. Wageningen. "

Na deze mededeling over gereedstelling bij Oosterbeek van beide afdelingen, volgt op 12 mei nog de mededeling, dat III/AR 311 dan wordt ingezet (zoals ook op 11 mei aangegeven), maar dat II/AR 207 met de bijbehorende colonne in Heelsum weer gereedgesteld wordt. Uit de KTB's is ook bekend, dat van deze afdeling op 12 mei één batterij, 5/AR 207, overgezet werd naar de Betuwe. Dat was een moeizame operatie, om de Gruppe Brückner te versterken. Tot nu toe had ik daarom aangenomen, dat de rest van II/AR 207 niet bij Wageningen in actie gekomen is.

Het voorgaande leidt tot herziening van mijn vroegere opvattingen. Duidelijk is nu, dat "Afdelingen" van AR 207 Z van de straatweg, in stelling kwamen. We kennen meldingen van artillerie bij Lexkesveer, in de Westrand bij Wageningen (Synagoge, Vada, loods Veiling Boerencoöperatie), en ook in de Uiterwaarden (Wolfswaard, Plasserwaard, Blauwe Kamer). Het nieuwe bericht sluit mooi aan op de Gevechtsberichten van III-8 RA, I-15 RA, en I-22 RA.

Welke eenheden van AR 207 kunnen er dan op 13 mei 1940 W van Wageningen in stelling zijn gekomen ?
I/AR 207 valt af. Die werd ingezet bij Ede. 5/AR 207 valt ook af. Die werd ingezet in de Betuwe. Over zijn:

* 4/, en mogelijk ook 6/, AR 207 (beide van II/AR 207). Maar alleen van 4/AR 207 wordt inzet gemeld.
* III/AR 207.
* III/AR 311.

Zoals bekend, vormde III/AR 311 de "eigen" zware (meestal vierde) afdeling van AR 207. Er was op dat moment geen IV/AR 207, voorzover we zoiets uit de voorhanden documentatie kunnen vaststellen. We weten dat "zeker", op grond van bekende indelingsoverzichten, voor de 18e Armee. Die omvatte onder meer XXVI AK, X AK, ID 227, en ID 207.

Met de nieuwe gegevens kunnen we nu de inzet van Duitse artillerie vrij goed in kaart brengen.
Mijn eerdere beeld van een stoelendans (waarbij alle eenheden naar het W opschoven, en daarbij al eerder bezette stellingen overnamen) klopt maar gedeeltelijk. De verplaatsingen gingen over grotere afstanden (van Renkum naar Bosrand, Eng, en Villawijk in één stap; daarna voor een deel naar het gebied W van Wageningen).
In de nacht van 12 op 13 mei rukten alleen de bespannen afdelingen zover op. De Mörser Afdeling kwam die dag voor het eerst in actie vanuit de Bosrand. IV/AR 256 kwam waarschijnlijk in het gebied bij de Bornse Steeg in stelling. II/AR SS bleef op 13 mei in de Villawijk staan.

woensdag 14 juli 2010

Bornse Steeg

Op 13 mei 1940 werden verschillende Duitse batterijen bestreden. III-8 RA nam een batterij in de Westrand van Wageningen onder vuur. Vermoedelijk dezelfde, die I-22 RA vanwege grote afstand en opkomende mist had moeten laten lopen. Een batterij van III/AR 311. De commandant van 1-III-8 RA, reserve-kapitein H. Ballot, schrijft hierover [NIMH Coll 409, Inv Nr 511019):

"Even 6 uur wordt vuur 161 gevraagd [De vuurconcentratie in de Oostrand van Wageningen], dit behoort echter niet tot mijn voorbereide vuren [!], al weet ik er wel de ligging van. Ik laat de afdelingspost weten dat wij "passen". Ik weet echter wat anders. Meer naar rechts in de richting van de grijze loods, het veilingsgebouw aan de haven te Wageningen, moet een batterij staan die het ons lastig maakt. Ook in de nacht hebben we daar zien vuren. Trouwens met vrij grote zekerheid hebben we het mondingsvuur gezien van een batterij die we peilen in de richting van het Hotel de Wageningse Berg [!]. De ontbrandingen corresponderen precies met de dan even later in onze omgeving neerkomende projectielen. Een ruwe berekening van geluid, snelheid, en vluchttijd, bevestigt onze veronderstelling, dat deze batterij ongeveer bij het Hotel moet staan en dus buiten ons bereik ligt [Vermoedelijk was dit een batterij van II/AR SS, die in de buurt van de Villawijk stond]. We hebben de peiling doorgegeven aan de Afdelingscommandant. Als die hogerop belandt en ook van andere punten peilingen gegeven worden [Voorwaarde was een, door zo mogelijk drie onafhankelijke waarnemers, "bevestigde" peiling] zal onze legerkorpsartillerie [Met name I-12 RA met de 10 Veld] er wel mede kunnen afrekenen."

Helaas was dat een illusie. De peiling werd blijkbaar onvoldoende bevestigd. Nierstrasz ["De Strijd", III/3, p. 441] zegt hiervan:

"Doeltreffende artilleriebestrijding kon door onvoldoende gegevens [!] niet plaats hebben, en bovendien stond, zoals reeds medegedeeld, I-12 RA onjuist georiënteerd".

Volgens Nierstrasz stond I-12 RA namelijk tever naar het N gericht, meer op het vak van II Div. Die stelling is aanvechtbaar, omdat door I-12 RA toch ook een storend vuur bij Pompstation werd afgegeven.
Terug naar het verslag van Ballot, over de acties van III-8RA.

"Deze [batterij] bij de grijze loods ligt wel in ons bereik, en na bekomen machtiging nemen we de vermoedelijke opstelplaats, uitgaande van vuur 105 onder vuur."

Later op de dag werd nog een vuur op ongeveer dezelfde plaats afgegeven:

"Het is bij tienen of wat later. (..) Carbin [Volgens de Kaderlijst van 8 RA Elt L.W.C. Carbin, Batterijofficier van 3-III-8 RA] leidt nog een vuur op een artillerieopstelling even links van de drukkerij (Vada) die daar aan de rand van het stadje (Wageningen) staat, met de middenbatterij."

Vreemd is, dat in dit verslag een vuur afgegeven om ongeveer dezelfde tijd op Duitse artillerie bij Bornse Steeg ontbreekt. Dit vuur staat genoteerd in het Gevechtsbericht van 8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511002] zonder nadere details. Nierstrasz [a.w., p. 448] geeft het volgende aan:

"Te 10.20 vuurde de rechter batterij op een fabriekscomplex [!] ten W van Wageningen, terwijl te 10.30 de midden batterij het vuur opende op een batterij op de Bornse Steeg ten ZW van Bennekom, die door een waarnemingspost was ontdekt. Dit is het laatste vuur geweest, dat III-8 RA heeft afgegeven."

Nierstrasz noteert dit vuur, als afgegeven door 3-III-8 RA [a.w., Schets/Kaart C13]. Het vuur op de "fabriek" (drukkerij Vada) als afgegeven door 1-III-8 RA. Elt Vuurregelingsdienst U.H. Meyer, Staf III-8 RA, heeft inderdaad opgetekend, dat het vuur op de "fabriek" door de rechter, en het vuur op de artillerie nabij de Bornse Steeg door de middenbatterij, werd afgegeven [NIMH Coll 409, Inv Nr 511017].

De vijandelijke artillerie zou gemeld zijn door wp Groene Bank [!]. Die post was volgens Nierstrasz allang ontruimd. Later kwam er volgens Meyer een bevestiging van de Divisie Artillerie Commandant (DAC), dat er ter plaatse inderdaad vijandelijke artillerie in actie was gekomen.

Dat roept nog twee vragen op. (1) Waar stond het Duitse geschut ongeveer ? (2) Welke eenheid kan dat geweest zijn ?

Nierstrasz [a.w., Schets/Kaart C13] heeft dit vuur ingetekend op coördinaten 33,3 - 69,7 volgens de oude TK. Dat komt overeen met ongeveer 173,7 - 444,3 in coördinaten van de tegenwoordige TK. Op een plek pal O van de Bornse Steeg. Ongeveer halverwege tussen de Kielkamperweg en de Droevendaalse Steeg.

Meyer tekende aan, dat om 10.34 ook door K.19 (Cdt 19 RI) vijandelijke artillerie werd waargenomen. Oost van Kruiponder, aan de Rijnsteeg of Slagsteeg. In de lijn van het kruispunt Friese Steeg - Weteringsteeg (ongeveer 1 km NO van Achterberg) naar Rogvorst (vt 33 - 69 oude TK, ongeveer vt 174 - 444 nieuwe TK). Gemeld werd, dat het om "vrij zware" artillerie ging, en dat het vuren "duidelijk zichtbaar" was. De naam "Rogvorst" zal "Roghorst" moeten zijn.

Uitgezet op een zwart-wit-rood kaart van 1939 (zichtlijn is de zwarte streepjeslijn), levert dit een plaats wat zuidelijker, maar verder west op (de twee oranje ovalen), dan die ingetekend op het kaartje van Nierstrasz (zwart ovaal). Hemelsbreed niet meer dan 1 - 2 km ZW van Bennekom. Zie het volgend kaartfragment.


Als het inderdaad om (vrij) zware artillerie ging, kan worden gedacht aan een batterij van IV/AR 256. Want II/AR SS stond bij de Villawijk, III/AR 311 West van Wageningen, en s Art Abt 735 waarschijnlijk in de Bosrand bij Dorskamp. De locatie van III/AR 207 is het moeilijkst in te schatten. Vermoedelijk stond ook deze afdeling wel in voorste lijn. Maar dan (pal ?) N van Wageningen, in de buurt van het Rode Dorp. De inundatie tussen Veenendaal en Wageningen beperkte de opstelruimte flink. Wel zou nog een plaats bij de NO-hoek van het Nieuwe Kanaal (kruising Slagsteeg - Ooststeeg) denkbaar zijn.

Het kaartje toont goed aan, dat de afstand blijkbaar (in dit terrein) veel moeilijker in te schatten was, dan de richting.

maandag 12 juli 2010

Vuren van I-22 RA

De verdere acties, aangetekend in het Dagboek van Roodenburg, waren NIMH Coll 409, Inv Nr 513028]:

"6.00 uur V.60 ingeschoten op merkpunt 1.
6.07 uur V.91 meldt, dat [iemand daar] vanuit de batterij in Zuidwestelijke richting voorwerpen [heeft] zien dalen, mogelijk parachutisten. Nadien uitwerkingsvuur afgegeven op colonne op weg Noord van Blauwe Kamer, op de fabriek zelve en later naar voren verlegd voor [lees "om"] vluchtende colonne te achtervolgen."

Even later is blijkbaar een tweede eenheid artillerie waargenomen, en intussen gemeld aan de Brigade-Artillerie Commandant [BAC]:

"6.30 uur BAC: Is waarneming mogelijk op artillerie [op kaartpositie] 171,90 - 439,90 ?
6.50 uur AOI [Artillerie-Officier Inlichter. De schakel met de Infanteriecommandant]: Artillerie komt in stelling 100 meter van steenfabriek in vierkant 172 - 440 de fabrieken onder huis en boerderij van Den Dooven.
7.45 uur AOI: Er vallen [van deze batterij ?] projectielen in de buurt van de Watertoren.
7.50 uur rechter batterij geeft uitwerkingsvuur af op steenfabriek [bij] Den Dooven.
7.59 uur Aan V.91 en H.72 [de midden en de rechter batterij]: Op mijn [Cdt I-22 RA] bevel uitwerkingsvuur op artillerie 171,90 - 439,90 breed 200 meter, brisantgranaat met versnelde buis, normale lading, str.[ooien] m.[et] 50 meter [op] 3 afstanden. Coördinaten voor afstand en zijdelingse richting volgt."

De brisantgranaat met versnelde buis werd gebruikt om scherfwerking te veroorzaken op levende doelen. De granaat ontplofte dan in de lucht, de scherven werden verspreid over een groot gebied, vooral in de lengte. Het strooien werd gebruikt om een nog groter gebied te kunnen bestrijken.
Deze eerste actie gaat als volgt verder:

"8.15 uur aan BAC: 1e uitwerkingsvuur [wordt] afgegeven.
8.34 K.72 klaar [vuur afgegeven].
8.38 V.91 klaar [idem].
8.40 uur Uitwerkingsvuur afgegeven.
8.44 uur AOI: Het juist afgegeven vuur ligt 400 à 500 m tekort.
Waargenomen werd [nog] een colonne (vrij) opgesteld in de buurt van Wageningen, ter hoogte van Sluis [waarschijnlijk Sl aan de kop van de Oude Haven]. Getracht werd deze onder vuur te nemen, doch door grote afstand en opkomende mist was waarneming niet meer mogelijk.

Het volgend kaartje geeft mijn reconstructie van de opstellingen en de afgegeven vuren.


We hebben hiermee een patroon van drie [bespannen ?] artillerie-eenheden, die optrekken tussen Wageningen en de Grebbeberg. Dat waren waarschijnlijk de drie batterijen van III/AR 311. De Korpsveterinair maakt namelijk op 13 mei in zijn oorlogsdagboek melding van uitval van 60 paarden bij III/AR 311. Hiervan 40 dood, 20 gewond. Hij plaatst deze gebeurtenis, op grond van een telefoonbericht hierover van de veearts van ID 207, in de nacht van 12 op 13 mei [NIMH Coll 401, Inv Nr 41].

Verder heeft Cdt I-22 RA over deze acties in een uitgebreid verslag onder de titel "Stuk ......vuur" nog het volgende aangetekend [NIMH Coll 409, Inv Nr 513028].

"Nadat de Luitenant Vuurregelingsdienst de nodige gegevens verzameld heeft, bestijgt deze zijn rijwiel en begeeft zich naar de kerktoren te Kesteren. Van 5.40 - 5.45 laat hij V.60 inschieten op de steenfabriek "De Blauwe Kamer". (..) Onmiddellijk daarop werd een uitwerkingsvuur door deze batterij gegeven op een stilstaande vijandelijke colonne op de veerweg, Noord van de steenfabriek. Blijkbaar verontrust door dit vuur, komen nu wagens, paarden en mensen uit dit complex te voorschijn, die blijkbaar in de nacht daar een goed onderkomen hadden gezocht, zodat nog een extra laag op de fabriek wordt afgegeven, waarop het vuur weer naar voren werd verlegd om de vluchtende colonne te achtervolgen. Die was raak. (later hebben wij nog een stuk geschoten automobiel aan de kant van de weg gevonden en o.a. begraven paarden). (..)
Te 6.30 deelt de BAC mede, dat artillerie is gemeld nabij de steenfabriek [doorgehaald, bijgeschreven "boerderij Den Dooven"] Den Dooven en vraagt, of daarop waarneming mogelijk is. Waarop wij ontkennend moeten antwoorden. (..)
Te 6.50 meldt de AOI, dat artillerie in stelling komt 100 m ten N van de steenfabriek [bij] Den Dooven [Dat was de Plasserwaard]. Dat is dus waarschijnlijk dezelfde als ons door de BAC is gemeld. (..)
Te 7.50 laat de vuurregelingsofficier door V.60 een uitwerkingsvuur afgeven op de steenfabriek [bij] Den Dooven, hetwelk om 8.15 werd afgegeven. Te 7.59 geef ik, na verkregen machtiging [Er was toch machtiging voor vuren op plotseling opdoemende "ogenbliks"doelen ?], opdracht aan V.91 en H.72 om een uitwerkingsvuur af te geven op de door de BAC opgegeven artillerie. Dit vuur der beide batterijen werd te 8.40 afgegeven. De waarnemer op de toren speurt alles af naar eventuele lonende doelen. Aan de Westgrens van Wageningen op een weg in de uiterwaard ziet hij wel iets, maar dat is 7 km [van hem] weg en het is niet eenvoudig waar te nemen, omdat in de waarnemingsrichting vóór Wageningen een diep dal ligt. Daar herkent hij plotseling aan het op en neer gaan van paardenhoofden, dat dit een batterij moet zijn. Getracht werd dit doel onder vuur te nemen. Voor V.60 is dat 8.500 m en dus moeten onze slanke [7 Veld] projectielen gebruikt worden. Na enige schoten blijkt echter een opkomende morgennevel het op deze afstand onmogelijk te maken, iets verder waar te nemen. Jammer, zo'n doel hadden wij [ook nog] eens graag "in de poeier" gezet."

Mijn interpretatie is, dat met elk van de drie zojuist beschreven acties van I-22 RA telkens een andere batterij van III/AR 311 onder vuur werd genomen. Deze hadden waarschijnlijk de nacht doorgebracht in een steenfabriek. Resp. Blauwe Kamer, Plasserwaard, en Wolfswaard [De grote steenfabriek Z van het Electrisch gemaal]. Dat de derde batterij ook succesvol onder vuur genomen werd is mogelijk. In elk geval zijn aan de kop van de Oude Haven drie veldgraven van Duitse artilleristen geweest. Zie http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=slachtoffers (vierde foto), met bijbehorende tekst na doorklikken op "meer".

Update 24 juli 2010:
Uit een nieuw aangetroffen document blijkt, dat wellicht ook III/AR 207 door I-22 RA onder vuur werd genomen. In elk geval bevond deze afdeling zich ook Z van de Straatweg Wageningen - Rhenen. Zie "AR 207", zaterdag 17 juli 2010.

Paardenkerkhof

In de voorgaande afleveringen is nogal vaak het woord "schade" gevallen. Daarbij moet niet vergeten worden, waarom er door eigen eenheden geschoten en gebombardeerd werd. Hun doel was, de oprukkende Duitse troepen afbreuk te doen. Zo mogelijk tegen te houden, of tot aftocht te dwingen.
De Nederlandse autoriteiten waren, tot aan de inval, en zelfs nog daarna, zeer terughoudend met ingrepen die eigen mensen zouden kunnen schaden. Misschien wel teveel. Er werd uiterst lang gewacht met schootsveldruimingen, onderwaterzettingen, het vernielen van bruggen, en het maken van coupures in wegen.
Er waren ook bewust geen vuren voorbereid, O van Wageningen. En pas op het laatst werden vuren afgegeven in de hoofdweerstandsstrook, en in de Oostrand van Wageningen.

Het is goed, als tegenwicht nu een wapenfeit naar voren te halen, dat weinig bekendheid kreeg. Misschien al helemaal vergeten is.
Ergens aan de voet van de Grebbeberg is een paardenkerkhof. Daarin liggen ongeveer 40 paarden begraven. Duitse paarden, vermoedelijk van een batterij van III/AR 311. Onder vuur genomen door I-22 RA. Een afdeling Nederlands geschut, opgesteld bij Brigade A, in de Betuwe.

Er zijn op de website van Stichting de Greb/Kennispunt Mei 1940, enkele verwijzingen naar deze geschiedenis te vinden. Een eerste is het afschrift van een krantenartikel uit de Graafschap-bode van vrijdag 17 mei 1940. Onder de kop "Een droeve tocht door de gevechtsterreinen van de Grebbelinie" wordt in dit artikel een "interessante, maar huiveringwekkende tocht via Westervoort - Arnhem - Oosterbeek - Renkum - Wageningen - Bennekom [!] en Rhenen" beschreven. Voor mij interessant, omdat het de gevechtssporen nog kort na de slag beschrijft, en zo de Duitse opmars helpt reconstrueren. Link naar dit artikel http://www.grebbeberg.nl/bibliotheek/data/rapport.php?rap_id=4307

Hierin over het paardenkerkhof het volgende.

"Een Duitse wacht stond ons toe verder te rijden richting Rhenen. (..) Dan passeerden wij links [?] een boomgaard, waar een 40-tal dode legerpaarden werden begraven. Het betrof hier een herstelplaats [?] van gewonde legerpaarden. De Duitse schildwacht zei ons, dat een 60-tal paarden hier bijeen was, toen een zware bom [?] in de boomgaard viel, waardoor 40 paarden werden gedood en de rest verminkt. Zo bereikten wij Lexkes-veer [?] en sloegen rechts af, waar de Grebbeberg werd bereikt."

Deze paar regels roepen vele vragen op. Ze zijn gemerkt met [?]. Was de boomgaard nu links of rechts van de weg ? Een herstelplaats aan de voet van de Grebbeberg, dus bijna in de hoofdweerstandslijn ? Een bom ? Daar Lexkes-veer ?
We houden het erop, dat de boomgaard rechts van de weg was, en dat de auto waarin de journalist zat deze links passeerde. Denkbaar is, dat men na de capitulatie hier een herstelplaats inrichtte. De bom zal een granaat geweest zijn. Het Duitse woord "Bombe" betekent ook granaat. Maar 60 slachtoffers als gevolg van één granaat is niet mogelijk. Lexkes-veer ligt aan de voet van de Wageningse Berg. Maar de locatie die beschreven werd lag verderop. Dus mogelijk werd het veer naar Opheusden bedoeld. Maar, hoe kun je vandaar rechts afslaan naar de Grebbeberg ?

Een volgende publicatie op de website geeft aan, dat er inderdaad paarden begraven moesten worden aan de voet van de Grebbeberg. Link naar dit item http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=verklaring-van-dienstplichtig-sergeant-h-h-wint

"Smith is van Rhenen naar Rotterdam gegaan en ik ben [van Rhenen] naar Arnhem gegaan. Onder aan de Grebbeberg werd ik aangehouden door de Duitsers. Ik moest helpen met het begraven van dode paarden."

Majoor J. Roodenburg beschrijft in zijn dagboek een uitwerkingsvuur, dat het Paardenkerkhof naar mijn mening verklaart. Dat vuur werd afgegeven op maandag 13 mei, tussen 6.00 en 6.30 uur. Link http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=dagboek-van-majoor-j-roodenburg

"Machtiging tot zelfstandige vuuropening op ogenbliksdoelen. Vooraf merkpunt schieten. Nadat de Luitenant Vuurregelingsdienst (VRD), de gegevens verzameld had, is deze naar Protestantse Kerk Kesteren gegaan en heeft de rechter batterij [V.60] ingeschoten op [steenfabriek] Blauwe Kamer. Inschieten duurde van 5.40 tot 5.45 uur."

Dit was het "inschieten op merkpunt", waarmee vuren in de omgeving van het hulpdoel snel en accuraat afgegeven konden worden. Typische vuurcommando's waren dan "Vuur, 100 m vooruit, 5 o/oo meer". Of iets als "Vuur, 50 m terug, 10 o/oo minder". Vooruit of terug wordt gemeten ten opzichte van het hulpdoel (merkpunt). Vooruit is dan hierachter, terug voor het merkpunt. Hiermee is de afstand bepaald. De richting wordt, zoals gebruikelijk, aangegeven in o/oo op het kompas. Meer betekent naar links ten opzichte van de hoofdrichting, of richting naar het (hulp)doel [!]. Minder betekent dan naar rechts [RBMA IV, (1931), p. 8].
Dat is tegengesteld aan wat men zou verwachten. Meer doet toch denken aan een hoger getal, en zou dan juist een draaiing op het kompas naar rechts aangeven. Dat werd dus niet bedoeld in het vroeger artilleristisch jargon.

zaterdag 10 juli 2010

Snelconcentraties

Na raadplegen van enkele brondocumenten, is duidelijk, dat de gegevens van Nierstrasz onvolledig, en niet altijd geheel juist, zijn weergegeven. Dat niet elk vuur was verwerkt, was al wel bekend, omdat volgens Nierstrasz bijvoorbeeld I-12 RA op 13 mei geen schot meer zou hebben afgegeven ["De Strijd", III/3, p. 450]. Het Overzicht vuren der LKA, en het Gevechtsverslag van 4-I-12 RA, geven echter aan dat door de afdeling, of in elk geval door deze batterij, om ongeveer 8.30 uur een snelconcentratie werd afgegeven [NIMH Coll 409, Inv Nr 502013, 502020]. Die lag volgens het Bericht- en Meldingenregister van I-12 RA O van Wageningen, in vt 174,70 - 442,25 [Idem, Inv Nr 502016]. Dat is een plek op de Generaal Foulkesweg (vroeger Rijksstraatweg), hoek Wilhelminaweg.
Mijn kanttekening blijkt ook te gelden voor een andere snelconcentratie, afgegeven op 13 mei 1940 in de Oostrand van Wageningen. En het zijn juist deze vuren daar, die een groot deel van de schade buiten de oude stad van Wageningen (kunnen) verklaren.

Aanleiding tot naslag vormde Schets/Kaart C13, voor 13 mei. Hierin zijn vuren van I-8 RA, III-8 RA, en I-15 RA ingetekend met het label "Snelconcentratie 161" in de Oostrand van Wageningen.
Maar volgens de Vuurkaart van 1-III-8 RA, en het register van voorbereide vuren, lag deze snelconcentratie in de Westrand van Wageningen. Ongeveer van 173,70 - 441,50 tot 173,70 - 441,75 [NIMH Coll 409, Inv Nr 511007, 511014, 511015].
Volgens Nierstrasz lag dit vuur "in het midden van Wageningen", maar werd het afgegeven door I-15 RA, "telkens op afstanden die 200 m verschilden, en waarbij ook de richting werd gewijzigd" ["De Strijd", III/3, p. 450].
Het volgend kaartfragment uit het dossier Houdret (Elt verkenner I-15 RA) maakt duidelijk waar deze vuren lagen.


In het Gevechtsbericht van I-15 RA wordt aangegeven hoe het verleggen van de vuren in zijn werk ging. De snelconcentratie (vuur 161) werd afgegeven, uitgaand van een vast punt, en bij herhalingen als volgt aangepast [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022]:

6.25 Snelconcentratie op vt 174,05 - 442,15, breed 200 m en diep 200 m. Zo snel mogelijk en grootste vuursnelheid. Dit is het kleine vierkant in de NO-hoek van Wageningen op de kaart van Houdret.
7.15 Snelconcentratie opnieuw afgeven, 200 m vooruit, 25 o/oo minder [meer ?]. Dit is het vierkant linksboven in het grote vierkant met vier vakken op de kaart van Houdret.
7.30 Snelconcentratie herhalen, 200 m vooruit, dezelfde richting; daarna nogmaals 25 o/oo meer en dezelfde afstand. Dit zijn de twee vierkanten rechtsboven en rechtsonder in het grote vierkant op de kaart van Houdret.
7.55 Snelconcentratie herhalen, 200 m terug; daarna 25 o/oo minder en 200 m vooruit. Dit zijn de twee vierkanten linksonder en rechtsboven in het grote vierkant op de kaart van Houdret.

De veranderingen in richting en afstand werden gemaakt om de opvolgende vuren zo onvoorspelbaar mogelijk te maken, en daarmee tegelijk een groot gebied te bestrijken.

Bij intekenen blijkt, dat de beschadigde gebouwen aan de Veerstraat precies in het midden van het grote vierkant van de kaart van Houdret liggen. De Gerdesstraat vormt het midden van het kleine vierkant. Dijkgraafseweg, Bernhardstraat, en Lawickse Allee zijn mogelijk getroffen door wat teveel links terecht gekomen vuren, al dan niet van een andere afdeling. Otto van Gelreweg 8 werd waarschijnlijk beschadigd door een granaat van I-12 RA.
Een batterij bestreek een doelgebied van minstens 100 m breed en enkele honderden meters diep. De batterij werd opgesteld in een vak van 100 - 150 m breed, en 20 - 50 m diep. De schoten hadden doorgaans een spreiding van enkele tientallen meters links en rechts van het doel. In de lengte een veelvoud daarvan. Bijvoorbeeld de 10 Veld had een LS50 van 80 m op 10.000 m, van 110 m op 11.000 m dracht. Dit betekende, dat op 10.000 m afstand bijna alle schoten vielen in een vak van 2 x 80 m diepte. De grens voor artilleriebestrijding met de 10 Veld werd daarom bij 10.000 m afstand van batterij tot doel gelegd [G.A. Geel, "Artilleriebestrijding", Mavors 1937, p. 98].

Een grotere spreiding in lengte ("diepte", enkele honderden meters voor, of achter het doel) kan voor onze kaartvuren zonder meer worden aangenomen. De Nederlandse artillerie beschikte niet over vooruitgeschoven waarnemers. Inschieten op grote afstanden was daardoor niet mogelijk. Dat kan tot vrij grote afwijkingen in de lengte hebben geleid. Daarnaast was het weer (wind, temperatuur, luchtvochtigheid, luchtdruk) van invloed. I-15 RA paste op 12 en 13 mei enkele malen een dagcorrectie van -100 m toe [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022]. Dit betekent, dat rekening gehouden werd met zijwind, waardoor het schot 100 m voor het doel zou vallen.

Een en ander maakt duidelijk, dat vooral de snelconcentraties van I-8 RA, III-8 RA, I-12 RA, en I-15 RA verantwoordelijk zullen zijn geweest voor een groot deel van de schade in het Rode Dorp, in de Oostrand van Wageningen, en in het gebied Op de Berg.

Artillerievuren

De door Nederlandse artillerie in mei 1940 bij Wageningen afgegeven vuren, zijn vrij volledig in kaart gebracht. Belangrijke bron hiervoor is het Stafwerk ("Groene Serie"). Uitgegeven in de jaren 1947 - 1957, onder redactie van Gen Maj tit. b.d. V.E. Nierstrasz. Vooral Hoofddeel III, Deel 3 van "De Strijd op Nederlands Grondgebied tijdens Wereldoorlog II" [afgekort "De Strijd", III/3]. Bijzonderheden over de acties van onze artillerie, worden verspreid door dit werk gegeven in een paragraaf per gevechtsdag. In p. 205-207, 342-347, 438-452, met Bijlagen Schets/Kaart Nr C5, C10 en C13, "Gebruik van de artillerie bij IV Div" voor 11 tm 13 mei. Aan de hand van deze gegevens is het volgend kaartje samengesteld.


Op 12 mei werden enkele vuren (afsluitingsvuren) afgegeven W van de Grift. Verder lagen de doelen vooral in het Voorpostengebied, en in de Oostrand van Wageningen.
Opgenomen zijn ook enkele vuren vanuit de Betuwe, door de daar geplaatste afdelingen. Op 13 mei kwamen de 7 Veld batterijen van I-22 RA in actie op doelen in de Wageningse Uiterwaarden. Gevuurd werd op Duitse artillerie, vermoedelijk de bespannen 15 cm Hw batterijen van III/AR 311. Deze vuren lagen bij de steenfabrieken "De Blauwe Kamer" en "Plasserwaard", en in de Westrand van Wageningen. Hierover in een volgende aflevering meer.
Een storend vuur is niet ingetekend. Dat werd afgegeven in de nacht van 10 op 11 mei, door het 10 Veld geschut van I-12 RA. Het lag bij Pompstation, op de grens van de gemeente Wageningen, bij Renkum. Ook de snelconcentratie van deze afdeling op Wageningen-Noord, afgegeven op 13 mei, ontbreekt hierin.

Voor een verklaring van de oorlogsschade, opgelopen mei 1940, zijn vooral van belang:
* De vuren in de Westrand van Wageningen. Afgegeven bij Synagoge op 12 mei (14.25, 14.45, 14.59, resp. 15.12, 15.24, 15.52) door de 7 Veld van I-8 RA, c.q. de 15 cm Hw van I-15 RA. Verder bij de Boerencoöperatie en Vada op 13 mei (omstreeks 6.00, resp. 10.20) door 15 cm Hw van III-8 RA.
* Een vuur op 12 mei (12.32) door III-8 RA bij de kruising Slagsteeg - Egelsteeg (vt. 171,90 - 444,25). Afgegeven op Duitse motorcolonnes.
* Een kort vuur, afgegeven op 13 mei (10.30) door III-8 RA aan de Bornsche Steeg. Doel vermoedelijk Duitse artillerie.
* Een nog driemaal herhaald vuur in de Bosrand, N van de Geertjesweg op 12 mei (11.05, 13.45, 14.05, 18.38), afgegeven door de 10 Veld batterijen van I-12 RA. Doel hiervan de vermoede stellingen van Duitse artillerie.
* Het vuur op 11 mei (8.35 uur) van de 15 cm Hw van III-8 RA op de Oude Toren (NH Kerk). En de op 12 mei (5.08) door de 12 L Staal van II-19 RA uitgevoerde beschieting. De laatste staat geregistreerd als een vuur uitgebracht op de Oude Toren. Mogelijk werd hierbij echter bij vergissing de Nieuwe Toren (RK Kerk) onder vuur genomen. In beide torens werden Duitse uitkijkposten waargenomen. De Oude Toren werd in brand geschoten. Vooral de Markt en de Hoogstraat werden hierdoor zwaar getroffen. De brand verspreidde zich in de volgende dagen naar de Zuidwesthoek van Wageningen.
* Een snelconcentratie op Wageningen-Noord (vt 174,70 - 442,25). Afgegeven door I-12 RA op 13 mei (8.30).
* De intensieve vuren in de Oostrand van Wageningen. Afgegeven op 12 mei door II-19 RA. Op 13 mei, door I-8 RA, III-8 RA, en I-15 RA (tussen 6.00 en 8.00). Deze vuren (samen met de beschieting van de Nieuwe Toren, en de snelconcentratie op Wageningen-Noord) verklaren waarschijnlijk een groot deel van de schades in het Rode Dorp en het Bergkwartier. Mogelijk heeft ook het storend vuur van I-12 RA bij Pompstation hier enige schade aangericht.

De schade in de lijn Lawickse Allee - Grintweg - Harnjesweg - Dolderstraat is met de vastgelegde vuren niet goed te verklaren. Waarschijnlijk heeft III-8 RA hier gevuurd. Het overzicht vuren [NIMH Coll. 409, Inv Nr 511015] eindigt op 13 mei relatief vroeg, met het vuur op Bornsche Steeg (10.40). Pas rond 13.00 uur vertrok III-8 RA naar Elst [NIMH Coll. 409, Inv Nr 511020]. Het is onwaarschijnlijk, dat deze afdeling die dag na 10.40 uur zonder opdracht bleef, zoals Nierstrasz aangeeft ["De Strijd", III/3, p. 448]. Eerder is aan te nemen, dat in de hectiek van die dag niet meer alle vuren zijn vastgelegd.

vrijdag 9 juli 2010

Vliegtuigacties

De acties van Nederlandse vliegtuigen in mei 1940 zijn in een handvol bronnen meer of minder uitgebreid beschreven. In het blad van de Oudheidkamer "Oud Rhenen" verscheen onlangs nog een samenvatting van de vluchten naar het gebied bij de Grebbbeberg. Hierin werd onder meer verwezen naar de gedegen studie van A.M.A. Goossens "De luchtverdediging in de Grebbelinie bij Rhenen en Wageningen tijdens de meidagen van 1940". Link voor de laatste publicatie:
http://www.grebbeberg.nl/bibliotheek/data/luchtmacht_en_luchtafweer_v28112004.pdf

Het bronnenmateriaal verschilt nogal van kwaliteit. Er zijn vaak erg beknopte gevechtsverslagen, naast dikwijls vrij uitgebreide persoonlijke documenten. Bijna nooit zijn hierin de doelen en resultaten duidelijk aangegeven. In enkele gevallen zijn ook storende typfouten gemaakt.

Onduidelijkheid ontstond, door het gebruik van verschillende stafkaarten. Het meest zullen in mei 1940 de herdrukken 1939 (gebaseerd op verkenningen tussen 1937 en 1939) gebruikt zijn. Die waren er in twee soorten. Een zwart-wit-rood-kaart in Bonneprojectie, nog met de oude coördinaten. Hiernaast was er een kaart in meerkleurendruk, aangepast aan stereografische projectie, in nieuwe RD-coördinaten. Voor de beide kaarten werden, naast veldverkenningen, ook luchtfoto's gebruikt. Luchtfoto's waren nog niet voor heel Nederland beschikbaar. In de bij mobilisatie verstrekte kaartentrommels zaten vaak nog de oudere uitgaven. Opvallend is, dat dit ook op hogere bevelsniveaus gold. Bijvoorbeeld generaal Harberts gebruikte een andere kaartversie dan kolonel Van Loon.

De voorbereiding van één van de vluchten naar het gebied Rhenen-Wageningen werd sterk vertraagd, doordat bij het verstrekken van de opdracht niet aangegeven werd, welke kaartversie was gebruikt. Een elementaire fout. C.C. Küpfer beschrijft dit in zijn boek "Nederlands vliegers in het vuur" als volgt [Küpfer, a.w., p. 227-228]:

"Reeds den 12den Mei, om 9.00 uur 's avonds, had het Commando Luchtverdediging laten weten dat een boschbrand [!, m.z. boschrand] ten Noord-Oosten van Wageningen in den morgenstond [van 13 mei] door 5 C 10's zou moeten worden gebombardeerd. Bij de nadere vastlegging van de voorloopige opdracht om half een 's nachts bleken verschillen in de gebruikte kaarten tot moeilijkheden aanleiding te geven, welke slechts na veel over en weer getelefoneer konden worden opgelost. (..)
De vlucht vond plaats onder bescherming van vijf jagers van Buiksloot en tegelijkertijd met den aanval door twee jachtkruisers [G1's] op hetzelfde boschcomplex. Precies om half vijf klommen de tot dusverre laag langs de grond vliegende C10's tot 350 m. hoogte en wierpen zij 32 bommen op de aangegeven plaats, waarbij het bosch in brand vloog. Alle vliegtuigen bestookten de Duitsche opstellingen daarop met mitrailleurvuur."

Goossens, [a.w., p. 83] citeert in dit verband een telegram (vermoedelijk met Molenaar, [a.w., p. 298] als bron):

"Bevel.
1. Vijand stootte op 12/5 door in de lijn Renkum - Wageningen - Rhenen en bereikte de oostrand van de Grebbe onder steun van artillerievuur uit opstellingen, gelegen in westelijke bosrand vt. 36-38 [!] bij O van Oranje-Nassau-Oord [!].
2. Eigen troepen bereiden tegenaanval voor, terwijl vijand overwicht heeft in de lucht.
3. Opdracht: Bombardeer op 13/5 de artillerie opstellingen genoemd in punt 1 en mitrailleer deze opstellingen en troepen, welke in de omgeving hiervan en in of nabij Wageningen [!] worden waargenomen.(..)"

Tegen de achtergrond van deze tekst is de grote verwarring bij de voorbereiding goed begrijpelijk. Vt. 36-38 bestaat niet. De kaarten van het Bonne-stelsel hadden (als ingebouwde controle) x-coördinaten van 0 - 40, en y-coördinaten van 50 - 75. De aangegeven positie zal dan ook vt. 36 - 68 (Bosrand bij Dorskamp, Landgoed ONO) moeten zijn.

Hieronder twee gedeelten van kaarten uit 1939 voor het gebied tussen Wageningen en Renkum. Een zwart-wit-rood kaart verkend 1937-1938, en een kaart in meerkleurendruk verkend in 1925, maar bijgewerkt. Hieruit blijkt, dat de plaatsen Dorskamp en Oranje Nassau Oord vrijwel identiek zijn aangegeven. Vermoedelijk werd bij het bombardement op de bosrand dus nog een andere kaartversie gebruikt.


De toevoeging "bij O van Oranje-Nassau-Oord" droeg aan verdere verwarring bij. Want welke O (de eerste, de tweede, of de derde) op welke kaart ? Goed gebruik was dan ook, bij een dergelijke verwijzing aan te geven welke kaartversie werd gebruikt. Ook, bijvoorbeeld door onderstreping van de bedoelde letter, welke O in dit geval werd bedoeld.

Het originele bevel is tot nu toe niet achterhaald. Er kan dus niet worden nagegaan, of Molenaar correct overschreef.
De vermoede stelllingen van Duitse artillerie lagen volgens Nierstrass ["De Strijd", III.3, Schets/Kaart C.10] ongeveer 2,5 km NO van Wageningen. De bosrand bij Dorskamp ligt honderden meters zuidelijker.
En wat is als tweede doelgebied "in of nabij Wageningen" ? De laatste omschrijving gaf bijna carte blanche.

Omdat deze missie voor onze troepen merkbare verlichting had gegeven, werd een herhaling van het bombardement gevraagd. Volgens Küpfer [a.w., p. 229] weer op de "Noord-Oostrand van Wageningen". Uit een andere bron blijkt, dat dit bombardement niet in de bosrand, maar in het gebied tussen Grebbeberg en Wageningen, dus W van Wageningen heeft plaatsgevonden [F.J. Molenaar, "De luchtverdediging mei 1940", p. 1077]. S.J. Postma spreekt in zijn boek "HU-BO-BE, De strategische VerVa in de oorlogsdagen van 1940" bij het eerste bombardement van "grote vlammen (..) gevolgd door wolken aarde", bij het tweede van "grote opspattende modderwolken" [a.w., p. 42, 46]. Dat duidt ook op verschillende locaties.

Volgens overzichten van Goossens en Molenaar zijn tussen 12 en 14 mei 1940 bij Wageningen de volgende missies uitgevoerd:

12 mei 16.45 Grondsteun 3 G1A's 4e JAVA Schiphol. Aanval op Duitse stellingen, troepenverbanden en colonnes rondom [!] Wageningen [Goossens, a.w., p. 72; Molenaar, a.w., p. 1070].
Idem, 17.00 Grondsteun 3 D17's 2e JAVA Buiksloot en 4 C5's en 1 C10 Ie VerkGr Ruigenhoek. Hoornwerk en autoweg gemitrailleerd. Een Duitse batterij infanteriegeschut gebombardeerd bij Anna's Hoeve [Idem, a.w., p. 73-77; idem, p. 1060].
Idem, 18.32 Grondsteun 3 C5's Ie VerkGr Ruigenhoek. Bij Rhenen aangevallen door Duitse jagers. Een toestel maakte een noodlanding in de Betuwe [Idem, a.w., p. 77-80; idem, p. 1095].
13 mei 3.47 Bombardement op artillerie 5 D21's 2e JAVA Buiksloot, 2 G1A's StraVerVa Bergen, 4 C10's idem. Hierbij werden 32 mijnbommen van 50 kg afgeworpen op de bosrand bij Oranje Nassau Oord [ONO] (westelijke bosrand, vt 36-68). Troepen en opstellingen bij Wageningen gemitrailleerd [Idem, a.w., p. 82-85; idem, p. 1061, 1076, 1077].
Idem, 11.22 Bombardement op opmarsweg 5 D21's 2e JAVA Buiksloot, 4 C10's StraVerVa Bergen. Op kunstweg Wageningen - Rhenen 32 mijnbommen van 50 kg afgeworpen [Idem, a.w., p. 85-87; idem p. 1061, 1077].

De Cdt Luchtverdediging tekende over de resultaten van de missies naar ONO het volgende aan [NIMH Coll 409, Inv Nr 540003]:

"Geklommen naar 300 m en aangegeven plaats gebombardeerd. In den boschrand 32 bommen 50 kg geworpen op frontbreedte van 80 à 100 m, diepte ± 100 m.
Vervolgens ook door CX-vliegtuigen met mitrailleurs op boschrand aangevallen.
3 G1's gestart van Bergen. Boven Schiphol is 1 G1 door de bemanning met parachute verlaten, omdat een landingspoot niet meer naar buiten kon. 2 G1's doorgevlogen. Aangezien 1 G1 zijn wielen niet kon intrekken, was het ongeschikt voor aanvallen op den grond. Gestegen boven de wolken , alwaar 1 Messerschmidt-jager afgeschoten. Daarna teruggekeerd naar Bergen. 3e G1 heeft troepen op wegen tusschen Rhenen en Wageningen gemitrailleerd. Daarna teruggekeerd naar Bergen."

De lezingen over de exacte uitvoering van de missies verschillen per bron. Vooral als we hierin ook andere publicaties betrekken [Goossens, a.w., p. 69, 70, 71]. Toch is hiermee wel duidelijk, dat de in mijn voorgaande aflevering genoemde twee straten (Veerstraat en Dijkgraafse Weg) niet in het primair doelgebied lagen.

Niet uitgesloten is echter, dat daar toch werd gemitrailleerd, of gebombardeerd door Nederlandse vliegtuigen. Vooral, omdat er in de vroege ochtend van 13 mei bijna vrij vuren werd toegestaan, terwijl er toch al verwarring was over het doelgebied.
Tenslotte kan een aantal bommen afgezwaaid zijn. Bommen werden van de in de verslagen aangegeven hoogte (300-350 m) niet met de richtkijker, maar zonder hulp van dat instrument "over de hand" afgeworpen. De bommenrichtkijker kon namelijk niet voor hoogten onder 700 m worden gebruikt. Een en ander tenminste volgens Molenaar [a.w., p. 292]. Bij een kruissnelheid rond de 300 km/uur (83,3 m/sec) kan een klein verschil in timing een bom al tientallen meters verder doen terechtkomen. Bovendien veroorzaken wind, en andere weersinvloeden, slecht voorspelbare afwijkingen. Zeker als de condities ter plaatse niet nauwkeurig, van afwerphoogte tot de grond, bekend zijn. En dat waren ze waarschijnlijk niet.

donderdag 8 juli 2010

Oorlogsschade

Wageningen liep in mei 1940 grote oorlogsschade op. Volgens een gemeentelijk rapport waren 71 woningen, 13 boerderijen, 30 winkels, 8 fabrieken, 6 openbare gebouwen, en 2 andere gebouwen vernield [GAW, Secretarie, Inv Nr 2198].

Uit de gemeentelijke dossiers is op te maken, dat hierbij waarschijnlijk alleen de zwaarste gevallen zijn uitgelicht. Wel 230 particulieren vroegen schadevergoeding, voor 393 panden. Elk adres is dan apart geteld [GAW, Secretarie, Inv Nr 3926].
De gegeven vergoedingen lagen bijna allemaal onder de f 1.000 (98%), voor bijna 2/3 nog onder de f 500 (63%). In enkele gevallen werd de claim afgewezen (3%). Vaak waren de aangevraagde bedragen wel wat hoger, dan de toegekende.

Zwaar gehavend werden de Drukkerij Zomer & Keuning ("Vada"), de NH Kerk, de RK Kerk, en het Centraal stadsgebied van Wageningen.
Verder was er blijkbaar, gezien de vergoedingsbedragen, overwegend deelschade. Onder meer voor Oranje Nassau Oord, Steenfabriek "Blauwe Kamer", de Pieter Pauw Stichting (Ziekenhuis "Ziekenzorg"), het gebouw van het Wagenings Studenten Corps, de Sociëteit van de Studentenvereniging "Unitas", en een tweetal scholen.

Aan particulieren werd, naar mijn berekening, een bedrag in de orde van grootte van f 0,5 mln vergoed. Omgerekend naar Euro's van nu, zou dat ruim € 20 mln zijn. De verdeling naar wijken en straten, was als volgt:


Hieruit blijkt, dat behalve de Stad (vooral de Hoogstraat), ook de Berg (vooral de Veerstraat), en het buitengebied Noord (vooral de Dijkgraafse weg) zwaar getroffen werden. Dat roept vragen op, want wat gebeurde er dan in de twee laatste straten ? Voorzover bekend, is daar niet gebombardeerd. Ook werd op dit gebied geen vuur door Nederlandse artillerie afgegeven. Evenmin lijkt het blastschade van Duits geschut geweest te kunnen zijn. Want:

* Volgens de verslagen hebben eigen vliegtuigen alleen doelen verderop bestookt, in de Nude, en bij Dorskamp.
* Er zijn van Nederlandse artillerie geen afgegeven vuren bekend op doelen aan de Veerstraat en de Dijkgraafse weg.
* Duits geschut heeft vermoedelijk vooral O van de Diedenweg gestaan. Dus hooguit daar blastschade veroorzaakt.
* Het lijkt verder niet waarschijnlijk, dat op dergelijke schaal in dit gebied Duitse vernielingen zijn aangericht.

Denkbaar is op zich wel, dat in de twee genoemde gebieden verdwaalde Nederlandse bommen of granaten vielen. De gevechtsverslagen zijn zeker niet compleet. Er werd vaak later nog een verslag uit het geheugen opgemaakt. Doelen en resultaten zijn moeilijk vast te stellen. Ze werden in de rapporten doorgaans maar zeer vaag aangegeven.
Vielen oorlogsschades buiten het centraal stadsgebied toch al minder op, of zijn ze door latere ingrijpende gebeurtenissen uit de herinnering weggezakt ?
Enkele latere voorvallen bleven wel in het geheugen gegrift. De val van een V1 (?), of ander zwaar projectiel, op het Rode Dorp in maart 1943. De geallieerde bommen die, in september een jaar later, onbedoeld vielen op de Villawijk. En de zware beschietingen vanuit de Betuwe tot aan de bevrijding.

donderdag 1 juli 2010

Spoorweggeschut

Over het spoorweggeschut zijn wat nieuwe gegevens bekend. Onder meer uit een boekje van Guy Francois, "Eisenbahnartillerie".

Bij de 18e Armee zijn twee 24 cm batterijen ingezet. Die hadden de nummers EB 664, en EB 674. EB staat hier voor "Eisenbahnbatterie" (spoorwegbatterij). Voor deze batterijen waren vuurstellingen ingericht. I.V. Hogg, "German Artillery in WWII" geeft hiervan een plaatje op p. 122, 123. Bij deze emplacementen behoorden draaitafels, munitiemagazijnen, en schermen tegen de kracht van het schot. Er wordt wel verteld, dat dit soort geschut in staat was, door de luchtdruk bij het afvuren, het dak van een nabijgelegen gebouw op te lichten. De vuurstelling voor EB 674 was ingericht in een bocht in de spoorlijn Z van Elten. Die voor EB 664 was 2 km O van Kranenburg, bij Kleef [NIMH Coll 401, Inv Nr 0164 - 0170].

Vanuit de aangegeven vuurstellingen was de Grebbeberg met deze zware kanonnen niet bereikbaar. Verhalen over aangetroffen mogelijke scherven van 24 cm-granaten in de gevechtsverslagen van II-19 RA kunnen dus niet juist zijn. Opvallend is in dit verband, dat de melding van Cdt II-19 RA veel positiever geformuleerd werd, dan die van Cdt 1-II-19 RA en Cdt 2-II-19 RA. De eerste meldt op 12 mei 1940 scherven van "24 à 25 cm", de tweede van "20 à 24 cm", de derde van "ongeveer 20 cm en groter" [NIMH Coll 409, Inv Nr . 502027, 502028, 502029]. Mogelijk zijn door II-19 RA dus scherven van 21 cM Mörsers 18 gevonden. In onderzoek is nog, of die op 12 mei 1940 wel in dit gebied gevuurd kunnen hebben.

Het spoorweggeschut werd in hoofdzaak gebruikt op doelen, die voor de gewone artillerie buiten bereik lagen. Lonende doelen waren:

1. Grote bunkercomplexen
2. Gereedstellingen, en andere troepenconcentraties
3. Alle andere doelen, voor het beoogd psychologisch effect.

In het eerste geval zullen betongranaten met vertraagde werking, in de twee overige brisantgranaten met versnelde tijdbuis zijn gebruikt.

Het 24 cm spoorweggeschut was oud marinegeschut, met looplengte 8,4 m (L/35), resp. 9,55 m (L/40). Het eerste type werd aangeduid als 24 cM SK L/35, het tweede als 24 cM SK L/40. De aanduiding "SK" staat hierbij niet voor "Schnellfeuerkanone" (snelvuurkanon), zoals in Internet-publicaties wel te lezen is, maar voor "Schiffskanone" (scheepskanon) [R. Böhm, "Die deutschen Geschütze, 1939 - 1945", p. 14]. Het spoorweggeschut was allesbehalve snelvuurgeschut. De vuursnelheid lag op 15 s/h (15 schoten per uur) [Böhm, a.w., p. 166].

Na ombouw kreeg dit geschut de aanduiding "24 cm Kanone in Eisenbahnlafette" (24 cm kanon op spoorwegaffuit). De L/35 staat bekend als "Theodor Bruno", de L/40 als "Theodor". Afgekort 24 cM K (E) Th Br, en 24 cM K (E) Th.

Het marinegeschut L/35 was afkomstig van kustpantserschepen van de Odin-klasse. Deze waren elk bewapend met 3 van deze stukken. In 1936 waren ongeveer 10 van deze kanonnen over. Hiervan waarschijnlijk 3 opgesteld in een Duitse "Seezielbatterie" (kustbatterij), en 6 opgelegd, afkomstig van andere kustbatterijen. Rond 1916 waren (onder meer ?) de kustbatterijen bij Sylt, Norderney, en Wilhelmshafen met dit geschut bewapend. Door Krupp werden de opgelegde stukken tussen 1936 en 1939 in het "Sofort Programm" benut voor de bouw van spoorwegbatterijen [Hogg, a.w., p. 122]. Waarschijnlijk hadden die eerder in de kustbatterijen bij Sylt en Norderney gestaan. Volgens Wikipedia waren deze stukken afkomstig van de Odin en de Ägir.
Het marinegeschut L/40 kwam van de 10 slagschepen ("Linienschiffe") van de Wittelsbach- en de Kaiser Friedrich III-klasse. Deze hadden vier van deze stukken, in twee dubbelbatterijen. Daarvan werd na WOI, op grond van bepalingen van het Verdrag van Versailles, ongeveer de helft vernietigd. In het "Sofort Programm" benutte Krupp 3 van de overgebleven stukken [Hogg, a.w., p. 125]. Mogelijk 12 stukken waren toen nog opgesteld in Duitse kustbatterijen.

Volgens het Verdrag van Versailles (1919) mocht Duitsland geen veldgeschut zwaarder dan 10,5 cm meer bezitten. Ook moesten de versterkingen, vanaf de Westgrens tot 50 km O van de Rijn, ontmanteld worden. Daarmee bleef ondermeer al het geschut in kustbatterijen O van die lijn toegestaan.
Bij de terugtocht naar Duitsland aan het eind van WOI, werden in België en Nederland enkele spoorwegbatterijen achtergelaten door het Duitse leger. Van kaliber 24 cM waren er in mei 1940 nog minstens twee (aanwezig in Tienen en Hasselt) bruikbaar. Die werden onmiddellijk weer ingelijfd. EB 674 kreeg hieruit een tweede stuk.

In Nederland werden in 1918 4 stukken 28 cm L/40 type "Bruno" bij doortocht in beslag genomen. Ze bleven achter in de douaneloods te Baarle-Nassau. Eén van de vier had het productienummer "Essen 682934". Een andere een vervaagd opschrift "28 c.M.Dr.h.L c/1901" [te lezen als 28 cM Br SK C/1901. De aanduiding C/1901 geeft het constructiejaar 1901 aan]. Ze hadden alle verder dezelfde type-aanduidingen, "M.BRUNO Nr.V". Hiervan de volgende foto.


Bron: Nationaal Archief [NA 2.13.86, Mindef/AI, Inv Nr 2531].

Volgens Francois [p. 31, 55] waren deze kanonnen afkomstig uit aanmaak van 20 stukken voormalig scheepsgeschut van de “Deutschland”-klasse. De vier stukken werden later aan België overgedragen, en zonder veel wijzigingen [voorzover nog bruikbaar] in WOII weer aan Duitse zijde ingezet.

Uit officiële Duitse overzichten blijkt, dat er in mei 1940 aan het begin van de Westfeldzug vier 24-cm batterijen waren*):

EB 664 - 2 st 24 cM K (E) Th, in andere notatie 24 cM SK L/40
EB 674 - 1 st 24 cM K (E) Th, in andere notatie 24 cM SK L/40
EB 721 - 2 st 24 cM K (E) Th Br, in andere notatie 24 cM SK L/35
EB 722 - 2 st 24 cM K (E) Th Br, in andere notatie 24 cM SK L/35

Deze stukken L/40 hadden een dracht van ruim 27 km, de L/35 van 20 km. De afstand Elten - Grebbeberg is ongeveer 38 km, vanaf Kranenburg 34 km. De Grebbeberg lag voor dit geschut vanuit beide opstelplaatsen ruim buiten bereik.

Hierna waren nog twee (reserve ?) stukken L/35, maar geen exemplaar L/40 meer beschikbaar. Reservestukken waren hard nodig, omdat de loop na een kleine 1.000 schoten versleten raakte.

Over de inzet van het 24 cM spoorweggeschut in de Westfeldzug en daarna, is nu ook wat meer bekend. Volgens Francois [p. 53, 62]:

*EB 674 werd ingezet in de Westfeldzug, om de overgang van XXV AK over de Rijn te forceren
*EB 721 beschoot in juni 1940 Franse kazematten in de Vogezen
*EB 664 en EB 674 stonden vanaf juli 1941 aan de Atlantische kust bij Erromardie en Dorrondeguy, zuid van Biarritz. Deze batterijen werden in juli 1944 naar Normandie verplaatst. In september 1944 zijn ze bij Saarbrücken aangetroffen.

Francois geeft in een tabel [p. 52] van zijn studie aan, dat EB 664 uit 2 stukken Th Br (L/35) zou hebben bestaan, en EB 674 uit 2 stukken Th (L/40). Dat is voor mei 1940 (volgens de Duitse overzichten, zie boven) niet juist. Uit dezelfde overzichten blijkt, dat de EB's na mei 1940 heringedeeld werden, en deels andere bewapening kregen.
Francois [p. 54] geeft daarbij aan, dat twee stukken L/40 Th [Karl] teruggevonden werden in België en daarna weer ingelijfd. De stukken 24 cM SK L/35 werden ook (gedeeltelijk) uit krijgsbuit door zwaarder geschut met groter dracht vervangen.

Enkele links, voor geïnteresseerden in nadere details zijn:

http://www.one35th.com/model/k5/k5_24cmke.htm
In deze bron een storende fout voor de dracht van SK L/35. Deze staat vermeld als 10.000 m rond, maar was volgens Böhm, en ook bij Hogg, 20.200 m. De 10.000 m staat in Böhm wel vermeld als minimale dracht voor dit type geschut.
Zie ook mijn volgende opmerkingen bij Wikipedia.

http://en.wikipedia.org/wiki/24_cm_Theodor_Bruno_Kanone_%28E%29
http://en.wikipedia.org/wiki/24_cm_Theodor_Kanone_%28E%29
De laatste twee publicaties zijn waarschijnlijk van dezelfde auteur. De verstrekte technische gegevens zijn in het algemeen wel juist. De zes stukken SK L/35 (Th Br) kwamen alleen uit meer dan één schip van de Odin-klasse. Volgens deze bron zou EB 664 in mei 1940 bestaan hebben uit 2 st Th Br, EB 674 uit 2 st Th, EB 721 uit 1 st Th Br, en EB 722 uit 2 st Th Br. De Duitse overzichten (zie boven) geven anders aan.

http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?f=70&t=129444&sid=cbef1651029830657a25a34bee38ce5b&start=15
Een interessant stuk, v.w.b. de gevechtsgeschiedenis van EB 664 en EB 674 vanaf 1941.

Mijn dank Eelco, voor de tips, en voor de gegevens over het scheepsgeschut.
_
*) Update van 30 maart 2011. Zie bijdrage 27 maart 2011.