zaterdag 26 februari 2011

Nederlands geschut mei 1940

Even iets heel anders. In enkele veel geraadpleegde werken, komen sterk verschillende cijfers voor over het aantal vuurmonden (stukken geschut) bij de Nederlandse artillerie in mei 1940. Bijvoorbeeld:

* 678 st - Bij J. Albarda en F.L. Kroesen, “Nederlands geschut sinds 1677” (1978). P. 33.
* 704 st - Bij H. Ringoir, “Afstammingen en voortzettingen der Artillerie” (1979). P. 10, 11.
* 710 st - Bij J. Klingens, “Het paardenvolk in mei 1940” (z.j.). P. 23 – 70.
* 886 st - Bij M. Brink en C. Cramer, “Ergens in Nederland” (1989). P. 121.

Op 41afdva.net staat de tot nu toe hoogste opgaaf. Totaal 1.000 vuurmonden.
http://www.41afdva.net/index.htm, doorklikken op “Artillerie algemeen”, daarna op “Mei 1940”. Dit overzicht klopt redelijk, behalve 17 RA en de opgave van de aantallen in Depots en reserve.

Onder meer over 17 RA bestaat verwarring. Klingens (p. 46) noemt hier I-17 RA en II-17 RA, twee afdelingen met elk 12 st 7 Veld. Daarnaast de derde afdeling, III-17 RA met 16 st 8 Staal, en de Sectie 10 L/30.
Volgens de gevechtsverslagen (en de bijbehorende schetsen) van dit regiment had I-17 RA (Nierstrasz Deel III.4B, p. 4) maar twee batterijen. Deze afdeling (op het Zuidfront Vesting Holland) beschikte dus maar over 8 st 7 Veld.
II-17 RA (in Zeeland) had wel 3 batterijen, dus 12 st. Samen 20 st 7 Veld. III-17 RA (ook in Zeeland) had 3 batterijen van 4 st, dus 12 st 8 Staal. Hiernaast stond de sectie 10 L/30 ook in Zeeland, 2 st. Vergelijk bijvoorbeeld Schets/Kaart Nr 5 (Nierstrasz Deel III.6).

NB: De depots waren geen opslagplaatsen voor geschut, maar na de mobilisatie gecentraliseerde opleidingen. De veldartillerie had vijf van die centra. Vier depots bereden artillerie (één voor elk legerkorps), en één depot motorartillerie. Deze beschikten in januari 1940 in totaal over 34 st 7 Veld (daarvan 15 van afwijkend model, AM), over 1 st Hw 12 L/14 (AM), 8 st Hw 15 L/17, en 6 st 10 Veld.

Hoe is een verschil van meer dan 300 stukken tussen het hoogste en het laagste cijfer te verklaren ?
Belangrijke oorzaken waren de wat wazige grenzen, voor wat wel of niet meegerekend moest worden. Dat leidde bij de genoemde auteurs blijkbaar tot eigen definities en andere tellingen. Vooral over de

* Nog gerealiseerde uitbreidingen op het laatste moment (April, mei 1940)
* Zelfstandige batterijen en stukken 8 Staal (In de linies 48 st, aan de kust 12 st)
* Batterijen 6 Veld als Infanteriegeschut (Eén batterij voor elk regiment infanterie en 5 RH, 200 st)

Toelichting
(1) Bij de mobilisatie (28 augustus 1939) werden de tevoren geplande achttien regimenten en vier afdelingen van de oorlogsorganisatie opgericht en op sterkte gebracht. Zij kregen de nummers 1 tm 19 RA, KRA, 22 en 23 RA. Op het laatst (in april/mei 1940) werden hieraan nog één regiment en vier zelfstandige afdelingen toegevoegd. Die kregen de nummers 20 RA en 24 tm 27 AA. Tekorten aan geschut werden (voorzover mogelijk) aangevuld. Daarbij zijn vooral de toen “artilleristisch zwakke fronten” van IJssel-, Maas- en Grebbelinie, Den Helder, Delfzijl, en Amsterdam versterkt met stukken 8 Staal. Aan de Grebbeberg kwam verder de Rijnbatterij voor rivierbestrijking, bewapend met twee stukken 7 Veld AM. Bij Ochten een Waalbatterij, waarvoor kustgeschut werd gebruikt.
De aanvullingen kwamen vooral uit de magazijnen en depots. Voor een klein deel maar uit nog tijdig ontvangen leveringen.
(2) De vier tot april 1940 onvolledig gebleven regimenten (16 RA, 17 RA, 22 RA en 23 RA), met toen nog elk twee afdelingen van twee batterijen 7 Veld, zouden met een vijfde en zesde batterij op oorlogssterkte worden gebracht. Hiervoor was een order in uitvoering bij de Artillerie Inrichtingen Hembrug (AIH). Het plan was later ook de bij deze RA’s ontbrekende derde afdeling houwitsers toe te voegen. Vermoedelijk uit het materieel nog in gebruik bij 1 tm 8 RA. De bestaande houwitsers bij 1 tm 8 RA zouden worden vervangen. Het KRA zou tegelijk een derde afdeling met nieuwe houwitsers krijgen. Bij Krupp waren daarvoor besteld 120 st 10,5 cm Hw L/28 (Duitse type aanduiding le FH 18/39). Hiervoor werden 20 st in bruikleen gekregen, maar zonder scherpe munitie. Oplevering van de bij de AIH bestelde stukken 7 Veld lukte voor 10 mei 1940 nog maar voor een klein deel. Bij de regimenten 17 RA en 23 RA ontbrak op 10 mei nog de zesde batterij. Daarvoor moest al een aantal stukken AM (afwijkend model) uit de depots worden gehaald.
(3) Verwarring over de nog op het laatste moment wel of niet gerealiseerde aanvullingen, leidt in de genoemde publicaties tot aanwijsbare verschillen. Uit de depots werden in hoofdzaak de twee regimenten 17 RA (derde afdeling en sectie 10 L/30), en 20 RA (geheel) en vier zelfstandige afdelingen 24 tm 27 AA (geheel) bewapend. Verder kreeg III-8 RA nog op tijd een derde batterij Hw 15 L/17 (uit depot), I-12 RA een vierde batterij 10 Veld (uit nieuwe aanmaak).
(4) Strikt genomen is het niet juist, om de batterijen 6 Veld (infanteriegeschut) tot de Veldartillerie te rekenen. Als de definitie wel zover wordt opgerekt, moeten ook de stukken pantserafweer-geschut Böhler 4,7 cm worden meegeteld. Dat kunnen er nog een 400 - 500 geweest zijn. In januari 1939 waren er 100 st aanwezig, maar 600 ingedeeld, dus toen blijkbaar nog 500 in bestelling. Een jaar later waren er 386 aanwezig, 700 in opdracht, en 1.155 nodig volgens Bijlage IA van het “Beknopt Overzicht” (1947).
(5) Het Korps Rijdende Artillerie (KRA) wordt één keer (bij Brink en Cramer, per ongeluk ?) niet meegeteld. Het KRA neemt als Korps “Rijdende Artillerie”, met een traditie die teruggaat tot 1793, in elk geval een heel bijzondere plaats in.

Het gaat voor dit medium (blog) te ver om de verschillen tussen de genoemde publicaties helemaal uit te spitten. Hoofdzaak is de eigen definitie (wat wordt meegerekend, wat niet) bij elke auteur.
Het juiste getal voor het aantal stukken bij de regimenten en afdelingen Veldartillerie is 704. Hierin is het KRA wel meegerekend, de 60 st van de zelfstandige batterijen 8 Staal niet. De ongeveer 200 st van de 6 Veld als infanteriegeschut evenmin.

Gegevens Artillerie mei 1940
(Totaal en ingedeeld bij Veldartillerie)


Gegevens voor de batterijen 6 Veld
Elk regiment infanterie beschikte over een batterij 6 Veld. Totaal 48 x 4 st = 192 st
5 RH (Veluwe) had twee bereden batterijen 6 Veld, van het KRA. 2 x 4 st = 8 st.
Bij het KRA nog de gemotoriseerde 5e batterij (naast de vier 7 Veld), 5 KRA, 1 x 6 st = 6 st.