zaterdag 15 mei 2010

Toelichting

Mijn gisteren opgeschreven slotsom, verdient een nadere toelichting. Daarvoor is het nodig, iets meer te vertellen over de oorspronkelijke opstellingen van 10 en 11 mei, de daarin gemaakte veranderingen, en de uitval door verschillende oorzaken. Het volgend kaartje, geeft een mooi stellingoverzicht [GS, III.3, Bijlage C.5]. Het kaartje is getekend op de ondergrond van een stafkaart volgens Bonne-projectie. Hierin is het raster, vergeleken met tegenwoordige stafkaarten, verschoven, en iets gedraaid.


Eerst de Legerkorpsartillerie (LKA). Deze bestond op 10 mei nog uit:

I-12 RA, 16 stukken 10 cM L/40 (1927), dracht 16,5 km
I-15 RA, 8 stukken 15 cM L/15 (1919), dracht 8,5 km
II-19 RA, 12 stukken 12 cM L St (1878), dracht 7,65 km

Deze afdelingen stonden bij Elst (Plantage Willem III), bij Remmerden (Remmerdense Laan), en vooruitgeschoven in Rhenen (op de Grebbeberg).

I-12 RA stond vrij ver NO gericht, om vooral het vak van II Div te bestrijken. De batterijen in de vooruitgeschoven stelling bij Veenendaal (Dikkenberg) stonden in goed gemaskeerde geschutputten, die het schootsveld naar het O toe sterk beperkten. Dat was niet volgens het afgegeven Artilleriebevel. Dat eiste, dat I-12 RA vanuit deze stellingen artillerie moest kunnen bestrijden tot de lijn Pompstation (straatweg naar Arnhem, op de grens van Wageningen met Renkum) - kp 78 op de spoorbaan Utrecht - Arnhem. Vanuit de normale stellingen moest I-12 RA kunnen vuren tot de lijn Begraafplaats (op de Eng) - Kasteel Hoekelom (bij Ede) [NIMH Coll 418, Inv Nr 639002].
Op bevel van OLZ was 3-I-12 RA op 11 mei 15.45 in mars gezet naar Gouda, voor inzet op het Oostfront van de Vesting Holland. De batterij kwam in de ochtend van 13 mei terug. Ze betrok toen de voorste stelling rechts in de normale stellingen [NIMH Coll 409, Inv Nr 502019].
Volgens de gevechtsberichten hebben alleen 1- en 4-I-12 RA aan artilleriebestrijding deelgenomen in het vak van IV Div. Zij gaven op 12 mei vier maal een vuurconcentratie af, op vijandelijke artillerie in de Bosrand, vt 176,12 - 443,05 (2,5 km NO van Wageningen). [NIMH Coll 409, Inv Nr 502013, 502016, 502017, 502020].
Met totaal vier vuren, afgegeven door twee batterijen, werd I-12 RA nauwelijks voor dit doel benut.

I-15 RA stond wel goed gericht, vrijwel O. Deze afdeling heeft dan ook intensief gevuurd. Door de beperkte dracht echter nauwelijks op vijandelijke artillerie. Door technische storingen viel voor korte tijd soms één van de stukken uit. Volgens het Dagboek van Cdt I-15 RA, Maj. J.H. Kramer, werd op 12 mei 15.12 met alle stukken het vuur geopend op vijandelijke artillerie in [!] Wageningen. Ook werd in de vroege ochtend een snelconcentratie op Wageningen afgegeven. Dat vuur werd nog viermaal herhaald. Verder werden die dag enkele afsluitingsvuren afgegeven [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022].
I-15 RA is dus intensief benut. De vuren op 12 mei hebben mogelijk III/AR 311 getroffen.

II-19 RA stond op 11 mei nog in de vooruitgeschoven stellingen op de Grebbeberg. De afdeling kon, zoals kaartje C.5 laat zien, door de beperkte dracht, juist de grens van de Eng (Diedenweg) bereiken. Al het Duitse geschut was in de eerste fase van de aanval daardoor buiten bereik. Op 12 mei werd de afdeling bovendien uit de stelling gehaald, omdat Duits vuur het werken in de batterij te zeer belemmerde. Bij gebrek aan eigen tractie bleef bijna al het geschut, onklaar gemaakt, op de Berg achter. Twee stukken werden op 12 mei overgebracht. Zij betrokken toen een stelling, even voor Remmerden (bij kp 104 aan de Rijksstraatweg) [NIMH Coll 409, Inv Nr 5020027].
II-19 RA heeft dus niet op vijandelijke artillerie kunnen vuren.

Aan Divisie-artillerie (DA) stonden op 11 mei tot vuren gereed:

III-8 RA, 12 stukken 15 cM L17 (1918), dracht 8,7 km
I-8 RA, 12 stukken 7 Veld (1904), dracht 10,5 km

In de avond van 12 mei kwam daarbij:

I-16 RA, 12 stukken 7 Veld (1904), dracht 10,5 km

De DA is vrijwel alleen ingezet op vuren in het terrein W van Wageningen. Op 13 mei werd nog op groter afstand, bij de O-uitgang van Wageningen, een snelconcentratie afgegeven door I- en III-8 RA [NIMH Coll 409, Inv Nr 511002, 511003; GS, III.3, Bijlagen C5, C10, C13].

De DA werd dus niet voor het bestrijden van vijandelijke artillerie benut.

Samengevat, werd maar een zeer klein deel van de beschikbare vuurkracht op artilleriebestrijding ingezet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie