dinsdag 25 mei 2010

Stoelendans

Het lijkt erop, alsof in het gebied "O van Wageningen" door de Duitse batterijen een soort stoelendans werd uitgevoerd.
Dat is de gedachte die bovenkomt, bij het intekenen van de mogelijke stellingen, aan de hand van de nu bekende gegevens.
De beperkte ruimte op geschikte locaties dwong daartoe. Vooral ook, omdat op 12 mei nog twee afdelingen een plaats moesten vinden. De volgende figuur geeft de verplaatsingen in de nacht van 12 op 13 mei 1940 weer. Ondergrond is de eerder gebruikte luchtfoto, uit de Speciale Collecties van de WUR.


De ingetekende stellingen zijn een "educated guess". Beredeneerd giswerk. Gegrond op enkele aannames, puzzelen met de beschikbare informatie, passen en meten in de beperkte ruimte, en (na zoveel tijd) weinig harde feiten meer. Sporen, documenten, en herinneringen, zijn bijna allemaal verloren gegaan.

Als volgorde van opkomst blijft het eerder gepubliceerd schema (Toets 1: Ervaringen, 11 mei 2010) goed overeind. Wel wordt nu verondersteld, dat de batterijen bijna elke avond een stap naar voren maakten. Daarmee de infanterie volgend. Alleen II/AR SS bleef van 11 mei tm 13 mei in de Villawijk.

We gaan ervan uit, dat II/AR SS al in de ochtend van 11 mei in Wageningen aankwam. Dat was immers een volledig gemotoriseerde afdeling, die snel vooruit kon komen. Bovendien werd deze ingedeeld als steun aan I/SS "DF", voor de aanval N van de weg Wageningen-Rhenen. De SS-bataljons traden vanuit Renkum aan, II/AR SS kon daarachter volgen. Stellingen waren waarschijnlijk al verkend.

De afdelingen III/AR 207, en IV/AR 256, maakten een tussenstop in Renkum. Van daar uit, gaf III/AR 207 vuursteun Z van de weg naar Rhenen aan III/SS "DF". IV/AR bestreed onze artillerie, met hulp van Vliegtuigverkenners en een Lichtmeetafdeling.

In de nacht van 11 op 12 mei kwam IV/AR 256 in de Bosrand. Met een batterij N, en een batterij Z, van de Geertjesweg. Dat kon niet anders, omdat er 300 - 500 m ruimte tussen zware batterijen moest zijn. Het Landhuis "De Dorschkamp" (waarschijnlijk waren daar Duitse officieren ingekwartierd) maakte ook een ruime plaatsing nodig. Een opstelling dichterbij vergrootte het lawaai, en het risico van aanzienlijke schade.

Op grond van opmerkingen in de KTB's over "verlate, gedeeltelijk [?] bespannen afdelingen", mogen we aannemen, dat III/AR 207 niet vroeg in de ochtend van 12 mei op de Eng verscheen. Deze afdeling nam W van de Diedenweg posities in.

III/AR 311 was nog langer onderweg. Deze afdeling kwam uit Oosterbeek. De dag tevoren waren al mogelijke plaatsen verkend O van Wageningen, voor inzet op 12 mei. Vanwege de kortere dracht, zal deze afdeling het meest westelijk in stelling zijn gezet.
Omdat de aanval op het voorpostengebied veel moeizamer liep dan verwacht, werd meer artillerie aangevraagd bij ID 207. Dat gebeurde nog in de nacht van 11 op 12 mei. In totaal zouden de volgende dag drie lichte, en twee zware afdelingen worden ingezet. Dat vermeldde het "Vuurplan voor de inbraak in de Grebbelinie". Niet vast staat, of dat werkelijk uitgevoerd kon worden. III/AR 311 is hierbij blijkbaar tot de lichte afdelingen gerekend.

Het duurde waarschijnlijk nog de hele dag, voordat alle versterkingen in Wageningen waren. De KTB's geven slechts aan, dat vier nieuwe eenheden bij ID 207 onder bevel kwamen, en "tot aan de avond" aangetrokken werden. Dat waren: Artilleriekommandeur 22 (Walter Büchs), met zijn staf, Waarnemingsgroep 30, (zeer) zware Artillerie Afdeling 735, en Rijnbeveiligingsafdeling 1.
De eerste drie versterkingen kwamen uit Velp. Daar waren zij als Korpsreserve ondergebracht. Daar was ook het Stafkwartier van X AK gevestigd.

De zeer zware Artillerie Afdeling 735, uitgerust met twee batterijen moderne 21 cM Mörsers, legde een nog veel grotere afstand af. De Afdeling behoorde tot de Heerestruppen. Legerreserves, naar de ontwikkeling van de gevechten, in te delen. Ze werd aan een buurdivisie in Noord Brabant onttrokken.
De Mörserafdeling verdreef IV/AR 256 uit de stellingen in de Bosrand. Vermoedelijk ging IV/AR 256 toen, in de avond van 12 op 13 mei, naar stellingen N van de Dolderstraat. Mogelijk kwamen de Mörsers die dag niet meer tot vuren, of werden ze in voorlopige stellingen geplaatst. Anders is niet te verklaren, dat Walter Büchs op 13 mei in zijn dagrapport meldde, dat s Art Abt 735 bij het aanbreken van de dag tot vuren gereed stond. Dat was alleen nodig na aankomst, stellingwissel, of uitval.

De Divisie-artillerie werd ook naar voren verplaatst. Zoals al gezegd, nog met uitzondering van II/AR SS.
III/AR 311 verscheen in de Westrand van Wageningen. II/AR 207 kwam ergens N(O) van Wageningen in stelling. Mogelijk in de door III/AR 311 juist verlaten stellingen.

Verder kunnen we slechts raden.
Vermoedelijk ging III/AR 311 al in de vroege ochtend van 13 mei nog meer naar voren, om het vers aangetrokken infanterieregiment IR 322 te steunen. Dit had een commandopost in de Buitenwaarden betrokken, bij Blauwe Kamer.
II/AR SS ging pas een dag later naar voren, om rechtstreekse steun te geven aan SS "DF", die richting Achterberg opgetrokken was.

De verplaatsingen op 14 mei, tot aan de capitulatie, zijn eerder in kaart gebracht met het verhaal van Hubert Rechlin (Achtervolging, 13 mei).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie