zaterdag 10 juli 2010

Snelconcentraties

Na raadplegen van enkele brondocumenten, is duidelijk, dat de gegevens van Nierstrasz onvolledig, en niet altijd geheel juist, zijn weergegeven. Dat niet elk vuur was verwerkt, was al wel bekend, omdat volgens Nierstrasz bijvoorbeeld I-12 RA op 13 mei geen schot meer zou hebben afgegeven ["De Strijd", III/3, p. 450]. Het Overzicht vuren der LKA, en het Gevechtsverslag van 4-I-12 RA, geven echter aan dat door de afdeling, of in elk geval door deze batterij, om ongeveer 8.30 uur een snelconcentratie werd afgegeven [NIMH Coll 409, Inv Nr 502013, 502020]. Die lag volgens het Bericht- en Meldingenregister van I-12 RA O van Wageningen, in vt 174,70 - 442,25 [Idem, Inv Nr 502016]. Dat is een plek op de Generaal Foulkesweg (vroeger Rijksstraatweg), hoek Wilhelminaweg.
Mijn kanttekening blijkt ook te gelden voor een andere snelconcentratie, afgegeven op 13 mei 1940 in de Oostrand van Wageningen. En het zijn juist deze vuren daar, die een groot deel van de schade buiten de oude stad van Wageningen (kunnen) verklaren.

Aanleiding tot naslag vormde Schets/Kaart C13, voor 13 mei. Hierin zijn vuren van I-8 RA, III-8 RA, en I-15 RA ingetekend met het label "Snelconcentratie 161" in de Oostrand van Wageningen.
Maar volgens de Vuurkaart van 1-III-8 RA, en het register van voorbereide vuren, lag deze snelconcentratie in de Westrand van Wageningen. Ongeveer van 173,70 - 441,50 tot 173,70 - 441,75 [NIMH Coll 409, Inv Nr 511007, 511014, 511015].
Volgens Nierstrasz lag dit vuur "in het midden van Wageningen", maar werd het afgegeven door I-15 RA, "telkens op afstanden die 200 m verschilden, en waarbij ook de richting werd gewijzigd" ["De Strijd", III/3, p. 450].
Het volgend kaartfragment uit het dossier Houdret (Elt verkenner I-15 RA) maakt duidelijk waar deze vuren lagen.


In het Gevechtsbericht van I-15 RA wordt aangegeven hoe het verleggen van de vuren in zijn werk ging. De snelconcentratie (vuur 161) werd afgegeven, uitgaand van een vast punt, en bij herhalingen als volgt aangepast [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022]:

6.25 Snelconcentratie op vt 174,05 - 442,15, breed 200 m en diep 200 m. Zo snel mogelijk en grootste vuursnelheid. Dit is het kleine vierkant in de NO-hoek van Wageningen op de kaart van Houdret.
7.15 Snelconcentratie opnieuw afgeven, 200 m vooruit, 25 o/oo minder [meer ?]. Dit is het vierkant linksboven in het grote vierkant met vier vakken op de kaart van Houdret.
7.30 Snelconcentratie herhalen, 200 m vooruit, dezelfde richting; daarna nogmaals 25 o/oo meer en dezelfde afstand. Dit zijn de twee vierkanten rechtsboven en rechtsonder in het grote vierkant op de kaart van Houdret.
7.55 Snelconcentratie herhalen, 200 m terug; daarna 25 o/oo minder en 200 m vooruit. Dit zijn de twee vierkanten linksonder en rechtsboven in het grote vierkant op de kaart van Houdret.

De veranderingen in richting en afstand werden gemaakt om de opvolgende vuren zo onvoorspelbaar mogelijk te maken, en daarmee tegelijk een groot gebied te bestrijken.

Bij intekenen blijkt, dat de beschadigde gebouwen aan de Veerstraat precies in het midden van het grote vierkant van de kaart van Houdret liggen. De Gerdesstraat vormt het midden van het kleine vierkant. Dijkgraafseweg, Bernhardstraat, en Lawickse Allee zijn mogelijk getroffen door wat teveel links terecht gekomen vuren, al dan niet van een andere afdeling. Otto van Gelreweg 8 werd waarschijnlijk beschadigd door een granaat van I-12 RA.
Een batterij bestreek een doelgebied van minstens 100 m breed en enkele honderden meters diep. De batterij werd opgesteld in een vak van 100 - 150 m breed, en 20 - 50 m diep. De schoten hadden doorgaans een spreiding van enkele tientallen meters links en rechts van het doel. In de lengte een veelvoud daarvan. Bijvoorbeeld de 10 Veld had een LS50 van 80 m op 10.000 m, van 110 m op 11.000 m dracht. Dit betekende, dat op 10.000 m afstand bijna alle schoten vielen in een vak van 2 x 80 m diepte. De grens voor artilleriebestrijding met de 10 Veld werd daarom bij 10.000 m afstand van batterij tot doel gelegd [G.A. Geel, "Artilleriebestrijding", Mavors 1937, p. 98].

Een grotere spreiding in lengte ("diepte", enkele honderden meters voor, of achter het doel) kan voor onze kaartvuren zonder meer worden aangenomen. De Nederlandse artillerie beschikte niet over vooruitgeschoven waarnemers. Inschieten op grote afstanden was daardoor niet mogelijk. Dat kan tot vrij grote afwijkingen in de lengte hebben geleid. Daarnaast was het weer (wind, temperatuur, luchtvochtigheid, luchtdruk) van invloed. I-15 RA paste op 12 en 13 mei enkele malen een dagcorrectie van -100 m toe [NIMH Coll 409, Inv Nr 502022]. Dit betekent, dat rekening gehouden werd met zijwind, waardoor het schot 100 m voor het doel zou vallen.

Een en ander maakt duidelijk, dat vooral de snelconcentraties van I-8 RA, III-8 RA, I-12 RA, en I-15 RA verantwoordelijk zullen zijn geweest voor een groot deel van de schade in het Rode Dorp, in de Oostrand van Wageningen, en in het gebied Op de Berg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie