donderdag 21 mei 2009

De inzet van Duits geschut

Over de inzet van Duitse artillerie bij de Grebbeberg zijn er nog onduidelijkheden. Vast staat wel, wat X AK beschikbaar had. Uit nieuw onderzoek (ook bij www.grebbeberg.nl) blijkt het volgende.

Bij Elten stond een spoorwegbatterij (EB 674) gereed. Deze had 1 of 2 stukken 24 cm SK L/40. Dat was omgebouwd scheepsgeschut, van de vroegere Wittelsbach-klasse. Vermoedelijk is dit geschut niet gebruikt.
Het moet gereed zijn gehouden, om onze zwaarste versterkingen uit te schakelen. Daarbij kan eigenlijk alleen zijn gedacht aan Fort Westervoort en Fort Pannerden. Op die doelen bleek inzet van EB 674 niet nodig.

Het gemotoriseerd geschut werd in voorste lijn meegevoerd. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de Heeres- en de Korpsartillerie.
X AK behoorde tot het 18e Leger. De hogere bevelseenheid was dus AOK 18 (Armee Ober Kommando 18). Aan Heeresartillerie was de zware Artillerie-afdeling (s Art Abt) 735 beschikbaar. Deze bestond uit drie batterijen van 3 stukken, 21 cm Mörser 18. In het begin was dit geschut niet ingedeeld bij X AK.
Vermoedelijk zijn bij dit Korps toch vanaf het begin twee Mörser-batterijen ingezet. Op 10 mei mogelijk al bij Westervoort. In de nacht van 10 op 11 mei in Renkum. Voor storende vuren en voor artilleriebestrijding in het vak van ID 207. Op 12 en 13 mei in het gebied van Wageningen-Bennekom. Behalve voor storende vuren en artilleriebestrijding, toen ook als directe steun voor ID 207. Op 14 mei werden de twee batterijen bij ID 227 ingedeeld. Onduidelijk is, of ze daar nog ingezet zijn.
Aan versterkingen waren bij X AK de afdelingen II/AR SS en IV/AR 256 ingedeeld.
II/AR SS bestond uit drie batterijen 10,5 cm lFH 18. Deze afdeling ging in zijn geheel met de SS-Groep mee. Ongetwijfeld is deze eenheid dan ook ingezet bij Westervoort en in Renkum. II/AR SS stond van 11 tm 13 mei op de Wageningse Berg. De afdeling is voornamelijk gebruikt voor directe steun aan I en III/SS "DF". Daarnaast ook voor artillerie- en objectbestrijding.
IV/AR 256 bestond uit drie batterijen 15,0 cm sFH 18. Hiervan werden twee batterijen ingedeeld bij ID 207. Hiervan ging 10/AR 256 mee met de Afdeling Von Scholz. Deze batterij zal dus ingezet zijn bij Doesburg, en later ook bij Renkum. Vanaf 11 tm 13 mei stond deze batterij ergens op de Wageningse Berg. Daar werd 10/AR 256 toen vooral gebruikt voor artillerie- en objectbestrijding. Een tweede batterij, 11/AR 256, ging mee met de voorhoede van SS "DF" over Westervoort naar Renkum. Op beide plaatsen zal deze batterij voor directe steun zijn ingezet. Vanaf 11 tm 13 mei stond ook deze batterij ergens op de Wageningse Berg. Ook 11/AR 256 werd toen vooral gebruikt voor artillerie- en objectbestrijding.

Er waren nog vier afdelingen artillerie. Voorzover bekend, alle bespannen. Ze volgden daarom in tweede lijn.
Bij ID 207 hoorde AR 207 als eigen artillerieregiment. Daarvan waren I, II, en III/AR 207 ingedeeld, elk met drie batterijen 10,5 cm lFH 16. Dit was oud geschut, uit WOI. De zware (bij andere AR's meestal vierde) afdeling van AR 207 kwam van een landweerregiment, AR 311. Die unit heette daarom geen IV/AR 207, maar nog III/AR 311. Deze bestond uit drie batterijen 15,0 cm sFH (lg) 13. Dat was een lange houwitser, ook uit WOI.
I/AR 207 behoorde niet tot de Divisieartillerie. De afdeling was ingedeeld bij IR 368 (Gruppe Von Oesterreich) naar Doesburg. Van daaruit werd de groep naar Ede gezonden. Omdat deze afdeling pas laat op de dag aankwam in Doesburg, is die daar vermoedelijk niet ingezet. In de volgende dagen wel in Ede, in het vak van ID 227.
II/AR 207 was wel onderdeel van de Divisieartillerie (Gruppe Metger). De afdeling legerde op 10 mei in Loerbeek in het Montferland, en ging op 11 mei over Westervoort naar Oosterbeek. Op 12 mei ging de afdeling door naar Heelsum. Ze was paraat ("bereitgestellt"), maar is op één batterij na niet meer in actie gekomen. Die, 5/AR 207, werd op 12 mei overgezet naar de Betuwe, toegevoegd aan Gruppe Brückner.
III/AR 207 was eigenlijk ook geen onderdeel van de Divisieartillerie. Deze afdeling ging mee met IR 322 (Gruppe Neydholt). III/AR 207 legerde op 10 mei in Didam, en werd daarna óf rechtstreeks, óf over Bennekom naar Wageningen gezonden. Op 11 mei kwam deze afdeling daar al in actie, zij het mogelijk later dan gepland. Volgens een aantekening in het KTB van ID 207, kon op 12 mei niet op de geplande tijd met de aanval worden begonnen. Dat kwam, mede door het "verspäteten Eintreffen[s] der zum Teil [!] pferdebespannten Abteilungen der Artillerie". De afdeling ging waarschijnlijk in de nacht van 11 op 12 mei naar een nieuwe stelling in het gebied van de Wageningse Berg.
III/AR 311 was op 11 mei in Oosterbeek aangekomen. Ze verkende daarop stellingen O van Wageningen, voor de inzet op 12 mei. Vermoedelijk werd deze afdeling in de nacht van 12 op 13 mei verplaatst, naar een stelling W van Wageningen. Daarbij vielen er aan de Wageningse Afweg drie doden, en een onbekend aantal gewonden. Als gevolg van verliezen die nacht, moesten ook bij deze afdeling 60 paarden worden vervangen. Dit wijst er op, dat III/AR 311 toen zwaar onder Nederlands artillerievuur gekomen is.

Conclusies uit het nader onderzoek zijn, dat:
(1) Een flink deel van de Duitse artillerie verouderd was (nog uit WOI stamde).
(2) De Divisieartillerie (ruim opgevat) nog niet gemotoriseerd was.
(3) Deze pas in de loop van de gevechtsdagen bij de GB aankwam.
(4) Die daarbij nog voor een deel in reserve bleef, of elders ingezet werd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie