donderdag 30 april 2009

2 AMC krijgt de zwarte piet

In het vorige item kwam al de mening naar voren van C-II LK (Generaal Harberts), dat de meetgroepen slechts bij uitzondering Duits geschut wisten te localiseren. De LKAC (Kolonel Bartels) drukt het veel negatiever uit:

"Van 2 AMC is geen enkel bericht binnen gekomen.
De geluidmeetdienst kon geen peilingen doen; de lichtmeetdienst had onvoldoende uitzicht in het aanvalsterrein."

In al zijn beknoptheid, doet het oordeel van de LKAC de inspanningen van 2 AMC tekort.
Er kwamen wel berichten binnen, en er werden wel peilingen gedaan. Maar het was meestal niet mogelijk, om behalve richting, ook afstand te bepalen. Juist was ook, dat de lichtmeetdienst onvoldoende uitzicht had in het terrein. De (vermoedelijke) opstellingen waren door bomenrijen gemaskeerd. De volgende foto geeft daar een indruk van. Het is een uitsnede van bovenstaand panorama. Die bestrijkt het gebied van Wageningen Hoog tot de Rijn.


2 AMC kreeg niet terecht de zwarte piet. Dat blijkt, als we wat dieper in de materie duiken.

De verwachtingen waren hoog gespannen. Mogelijk, op grond van nog beperkte ervaringen, zelfs onrealistisch hoog.
In het Voorschrift voor de artilleriemeetcompagnie werd bij lichtmeting een meetfout niet groter dan 25 m voor de breedte en 50 m voor de lengte aangenomen. Bij geluidmeting werd een twee keer zo grote marge verwacht. Daarbij werd dan wel aangetekend:

"[..] heeft het geluid 6m [per seconde] of meer tegenwind, dan kan in het algemeen niet meer worden gerekend op de mogelijkheid van meten boven de 7000 m."

Bekend was, dat geluid zich niet gelijkmatig voortplant. Temperatuur, wind, en voorliggende objecten hebben daar invloed op. De snelheid van het geluid ligt hoger bij een hogere temperatuur. De wind komt vaak uit wisselende richting, en is niet steeds gelijk van kracht. Voorliggende objecten doen wervelingen en afbuigingen ontstaan.
Een interessant ervaringsfeit was, dat het geluid bij avond veel verder draagt dan overdag. In de hogere luchtlagen is het in de avond vaak nog warmer. Aan de grond koelt het het eerste af. Het geluid wordt in die situatie door de hogere lagen ver meegevoerd, en weer naar beneden teruggekaatst.
Ervaring werd grotendeels opgedaan op het terrein van het Artillerieschietkamp bij Oldebroek. Er werden daar goede meetuitkomsten verkregen, maar ook dan werden niet alle batterijen precies genoeg gepeild. Dat had te maken met tijdsdruk en gebrek aan routine.

Wat ook een rol kan hebben gespeeld, was maskering bij massaal vuur. Vooral als er veel batterijen bij elkaar stonden en min of meer tegelijk vuurden. Dan zijn de afstanden alleen door kruispeilingen en nadere analyse te bepalen.
Op 12 mei kwamen 5 afdelingen in actie, opgesteld in een vrij beperkt gebied.
In totaal werden toen 50 stukken ingezet. Hiervan waren er 12 van 10,5 cm le FH 16, en 12 van 10,5 cm le FH 18. Hiernaast nog 12 van 15 cm s FH (lg) 13, 8 van 15 cm s FH 18, en 6 van 21 cm Mörser 18.

Eerder werd al aangegeven, dat de Duitse meetafdelingen het er niet beter vanaf brachten. Ook deze wisten maar zes van onze batterijen te peilen. Daarbij maakten zij nog gebruik van dagelijkse luchtverkenning.

Alles bij elkaar genomen, kreeg 2 AMC daarom niet terecht de zwarte piet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie