woensdag 18 augustus 2010

De Mörsers

Van s Art Abt 735 is maar weinig bekend. We weten bijna niets over personeel, historie, opmars, en gebruik, en moeten naar de stellingen (waar stond dit geschut, als dat niet in de Bosrand was ?) nog altijd raden.

In de literatuur is men het er over eens, dat de 21 cM Mörsers 18 vrij nieuw waren, en pas vanaf 1939 ter beschikking kwamen. Volgens Lexikon der Wehrmacht zou de Afdeling in jan. 1940 als gemotoriseerde afdeling zijn opgericht, met drie Batterijen.

In boeken wordt de Afdeling zelf ook wel genoemd. Eén bron zegt zelfs iets over de herkomst. De eenheid werd vermoedelijk opgericht vanuit Wehrkreis IX [Kassel, Frankfurt a. Main, Weimar, zie het volgend plaatje uit Wikipedia], en daarop ingedeeld bij de Heerestruppen.


Een vermelding komt ook voor in een werk van Müller-Hillebrand ["Das Heer", Bd II, p. 125]. Aangegeven wordt daar, dat s Art.Abt 735 (mot) uit drie batterijen van elk 3 stukken 21 cM Mörsers bestond.
Een derde bron is op dat punt veel voorzichtiger [R. Böhm c.s., "Die deutschen Geschütze", p. 126]. Hierin staat alleen, dat het een gemotoriseerde afdeling Heeresartillerie was, met 2 tot 3 Batterijen, van elk 2 tot 3 Mörsers.
Het staat wel vast, dat de Afdeling drie batterijen van drie stukken had. Maar niet, dat die bij Wageningen ook zijn ingezet. De Afdeling wordt in KTB's en bijlagen meestal aangeduid als I/s Art Abt 735. Eén keer zijn de bij Wageningen ingezette batterijen benoemd als "1. und 2. Batterie 735" [NIMH Coll 401, Inv Nr 1984]. Betekent dat, dat de derde batterij ontbrak, in reserve bleef, of niet hier was ?

De literatuur geeft over Mörsers veel foto's en technische informatie. Daarbij geen letter over "onze" Afdeling. Dat is misschien niet zo onbegrijpelijk. Want de eenheid werd (volgens een Internet-bron) in Augustus 1944 vernietigd. Dat gebeurde bij Heeresgruppe Südukraine, in de buurt van Jassy [Tussen de bergketen van de Karpaten, en de rivier de Pruth, 200 km NW van Odessa]. Bron:
http://www.lexikon-der-wehrmacht.de/Gliederungen/ArtAbtschwer/AA735.htm

Op Internet zijn verder nog wat sporen van s Art Abt 735 te vinden.
Een eerste bericht meldt, dat een onderscheiding verleend werd aan Wellmann, Hermann, 02.07.1942, Major, s.Art.Abt. 735. Mogelijk was Major Wellmann dan ook in mei 1940 al commandant van deze Afdeling. Bron:
http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?f=5&t=4033&start=1365

Adolf Füller, Kanonier van de 2e batterij, sneuvelde bij Gent. De Afdeling moest de aanval op de Bunkergordel daar steunen, maar kwam niet meer in actie. De batterij was toen ingedeeld bij ID 56 [Heeresgruppe B, 6e Armee, IX AK, bij Geldern, vlak bij de grens met Limburg]. Bron:
http://www.bunkergordel.be/13-1-gesneuvelde%20Duitse%20soldaten%20aan%20bruggenhoofd.htm

Belangrijke technische punten van de Mörser waren volgens enkele veel geraadpleegde bronnen *]:

1) Het stuk in vuurstelling woog 16,7 ton, en had een dracht van 16,7 km. Marsvaardig woog het 22,7 ton en werd voor het vervoer verdeeld in 2 lasten. De eerste last was de affuit op een Lafettenwagen met luchtbanden (3-asser). De tweede was de loop, op een Rohrwagen (2-asser). Als trekkers werden Sd.Kfz. 8, Zugkraftwagens van 12 ton, gebruikt.
2) Door het hoge gewicht, was de Mörser gebonden aan goede wegen, en aan stevige bruggen. Een 8-tons noodbrug was niet voldoende. Bij een 18-tons brug kon telkens maar één last over. Dit verklaart misschien de blijkbaar moeizame (opvallend langdurige) tocht, van eigenlijk maar ongeveer 150 km (Van Üdemer Bruch naar Wageningen).
3) De 21 cM Mörser 18 had munitie met gescheiden lading. Granaat en Drijflading apart. Het projectiel woog 113 kg (brisantgranaat), of 121 kg (betongranaat). Het moest door vier man worden aangevoerd. Bij elk stuk waren daarom ook acht munitiekanonniers ingedeeld. De betongranaat werd zelden gebruikt.
4) Voor het beschieten van kazematten moest de Mörser als kanon (in vlakke baan) worden gebruikt. Dat kon vanwege de trefkans alleen op betrekkelijk korte afstand. Bij 8 km werd de spreiding van de schoten al te groot. De 8,8 cM Flak werd hiervoor veel vaker ingezet. Die was krachtig en accuraat genoeg, en gemakkelijker verplaatsbaar.
5) Het duurde ruim twee uur, om een Mörser vuurklaar te maken. De affuit moest eerst op de grondplaat worden gezet (opgekrikt, met de wielen iets van de grond). Hierna verankerd worden, maar nog wel op een spil 360o kunnen draaien. Daarna kon de loop (als dat al niet eerder gebeurd was) met een lier uit de Rohrwagen doorgetrokken worden. Tenslotte moest het geschut, al in grondrichting gezet, nog precies worden gericht, geladen, en naar de vereiste elevatie gebracht.
6) Een Mörser kon maximaal 30 schoten afgeven per minuut. Elke batterij kon daarmee in een uur meer dan 10 ton aan projectielen afvuren op het doelgebied.

Over het werken met Mörsers, geeft Rudolf Witzel in zijn boek "Mit Mörsern, Haubitzen und Kanonen" nog heel wat interessante informatie. Hij nam van mei tot juni 1940 deel aan de Westfeldzug, in België en Frankrijk. Witzel was toen luitenant, en batterijcommandant van s Art Abt 777. Dat was één van de eerste Afdelingen, die met het nieuwe geschut werd uitgerust. Hij zegt over die tijd [mijn vertaling]:

De s Art Abt 777 werd op het laatste nippertje uitgerust. Er kwamen acht trekkers. Daaronder een 18-tonner, als laatste redmiddel, als de 12-tonners niet voldoende bleken voor een bepaalde taak.
Het geschut kwam rond 20 april 1940 aan. Er waren dus amper drie weken voor oefening beschikbaar, tot het begin van de Westfeldzug, op 10 mei.
Maar één van de drie batterijen had daarom met scherp geschoten. Er werd vooral op het rijden geoefend. Op 9 mei kon de eenheid zich min of meer verplaatsen, het geschut vuurklaar maken en afschieten. Meer was niet haalbaar in een tijd van hooguit drie weken [P. 73].
De Afdeling stond met twee andere Mörserafdelingen onder bevel van Arko 7, die alle Korpsartillerie commandeerde.
De Batterij trok volgens voorschrift op in gevechtsorde: Batterijofficier - Staf - Berichtgroep - Geschutgroep - Munitiegroep - Tros. Voorop reden dus de lichte en snelle voertuigen, hierachter de zware en langzame trekkers met het geschut [P. 74].
De Cdt van de tweede sectie reed, in zijn motor met zijspan, als een herdershond rond de kolonne. Omdat er geen vijandelijke vliegtuigen in de lucht waren, was het geen probleem om ons overdag te verplaatsen.
Bij het aanbreken van de dag stonden we op een straat in de buurt van een wegsplitsing, waarop Franse artillerie storingsvuur afgaf met een enkele vuurmond. Maar de kaarten en vuurgegevens klopten niet. Het vuur lag 200 m zijwaarts op een akker. Het eerste vijandelijke vuur maakte [toch] een sterke indruk [P. 75].
Zo goed mogelijk gemaskeerd, werd de Afdeling gereedgesteld ergens noord van Mogues. Toen bij elk stuk de loop op de affuit geplaatst was, ging het over een veldweg naar de stelling. Alleen het hoognodige aan trekkers en bijbehorende wagens [Protze], werd ondergebracht in een bosje ongeveer 500 meter verder N. De Hauptfeldwebel [De "Spiess"] hield toezicht op de rest van het wagenpark, NO van Mogues, in de bossen in de richting van Williers [P. 76].
VII AK gaf op 16 mei bevel, om met ID 71 een aanval voor te bereiden op Panzerwerk Nr 505 [La Ferté-sur-Chiers, in de Maginotlinie]. Die aanval moest op de 18e plaatsvinden. Arko 7 kreeg hiervoor zeggenschap over alle artillerie. Alles wat beschikbaar was, werd aangetrokken. In totaal ongeveer 220 stukken geschut van 10 cm en groter kaliber.
In de loop van de twee volgende dagen werd zo onopvallend mogelijk ingeschoten, ook op Panzerwerk 505. De afstand was ongeveer 8 kilometer. Bij dag was, vanwege gevaar van verkenning door de vijand, alle verkeer in de batterij verboden. Een eerder uitgevallen stuk werd nu voor het inschieten op de rechtervleugel opgesteld, daar waar de dekking het laagst was. Dat besluit werd mede beïnvloed door het idee, dat de 21 cm Mörser geschikt was om, bij een zo vlak mogelijke baan, met betongranaten puntvuur af te geven op bunkers. Dat kon alleen, als er geen hoog opgaande bomen in de vuurlijn stonden. Dat idee was onzin. De spreiding van de schoten van de Mörsers was op een afstand van 8 kilometer onder gevechtscondities te groot. Dit geschut was nu eenmaal geen 8,8 cm Flak.
Een voorbereidingsvuur werd afgegeven van 18.00 uur tot 19.00 uur, met 168 stukken. De drie Mörserafdelingen deden daaraan vanaf 18.30 uur mee in hoogste vuurtempo, van 2 schoten per minuut per vuurmond [dus in tempo 4x zo hoog dan in de literatuur als maximum aangegeven]. Voor het laden en aanzetten moest de loop in het horizontale vlak gebracht worden. Elk projectiel (van 113 - 121,5 kg) werd door 4 kanoniers aangevoerd.
Om het maar meteen te zeggen: het zware artillerievuur heeft het Panzerwerk niet vernield, maar de morele uitwerking was beslissend [P. 77].
Toen het artillerievuur stopte, werd het tamelijk stil. De Batterij moest nu met het enkele stuk een waargenomen vuur afgeven, om met betongranaten een vijandelijke bunker uit te schakelen. Hoewel ik hiertegen eigenlijk bezwaar had moeten maken, werd hiervoor het stuk op de rechtervleugel gebruikt, omdat dit in de vlakste baan kon schieten. Maar de tegenstander had de zon in de rug, en had dus goede mogelijkheden tot waarneming. Ik heb niet eens aan voorladingen voor de kardoezen gedacht, om de mondingsvlam af te zwakken. Zo weinig ervaring had ik nog. Het was daarom voor de vijand gemakkelijk om het vrijwel alleen vurende stuk, en daarmee onze stelling, met lichtmeting precies op te sporen [P. 78].
Rond 23.00 uur volgde dan ook een vuuroverval met ongeveer twee batterijen op onze stelling. Het midden van het vuur lag exact op het rechtervleugelstuk, dat hiervoor alleen geschoten had.
Duidelijk was, dat uit deze stelling niet meer gevuurd kon worden, zonder met zekerheid een nieuwe beschieting uit te lokken. Wachtmeester Röhl werd op verkenning weggestuurd, om een wisselstelling te vinden. Die had ik nog niet zelf verkend, al was daar wel tijd voor geweest. Zo mogelijk een stelling, die betrokken kon worden in één last, zonder af- en overname van de loop. Dat veronderstelde een vlakke weg, om niet het risico van omslaan te lopen. Het zwaartepunt van een Mörser die in één last gereden werd, lag verdraaid hoog [P. 79].

*] Bronnen:
B. Müller-Hillebrand, "Das Heer 1933-1945", Bd II, "Die Blitzfeldzüge 1939-1941" (Frankfurt 1956)
R. Böhm c.s., "Die deutschen Geschütze 1939-1945" (Munchen, 1960)
I.V. Hogg, "German Artillery of World War Two" (London 1997)
J. Engelmann, H. Scheibert, "Deutsche Artillerie 1933-1945" (Limburg/Lahn, 1974)
W. Fleischer, "Deutsche Kanonen und Mörser" (Utting, z.j.)
J. Engelmann, "Das Buch der Artillerie 1939-1945" (Eggolsheim, z.j.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie