dinsdag 16 juni 2009

Geschut vooraan

Vooraan waren van X AK 2 batterijen 15 cm ingedeeld. Hiernaast, van de versterkte ID 207 zelf, nog 2 afdelingen 10,5 cm. Het ging hierbij om de volgende eenheden:

* 10/AR 256 (4 stukken 15 cm s FH 18), bij de Abt von Scholz. Eerste doel: De pontonbrug bij Doesburg.
* 11/AR 256 (4 stukken 15 cm s FH 18), bij de Gr Keppler. Eerste doel: De bruggen bij Westervoort.
* II/AR SS (12 stukken 10,5 cm le FH 18), eveneens bij de Gr Keppler. Eerste doel: De bruggen bij Westervoort.
* I/AR 207 (12 stukken 10,5 cm le FH 16), bij de Gr von Oesterreich. Eerste doel: De pontonbrug bij Doesburg.

Naar verhouding was er in de twee spitsen dus weinig 15 cm geschut beschikbaar. 12/AR 256 was afgestaan aan ID 227. Bovendien bleef III/AR 311 (12 stukken 15 cm s FH (lg) 13) achter bij de Gr Metger.
Dat is bijzonder, want volgens de Generalstab van het Oberkommando des Heeres (GS/OKH) was het 10,5 cm geschut volkomen ongeschikt om betonnen kazematten uit te schakelen. En dat was een eerste voorwaarde om over de IJssel te kunnen komen. Wel effectief was de s FH, met de speciale "Betongranaten" (15 cm Gr. 19 Be). Ook het 8,8 cm Vliegtuigafweergeschut (Flak) was (met pantsergranaten) zeer geschikt gebleken, om kleinere betonnen versterkingen te bestrijden.
De s FH was in staat om 2,5 m gewapend beton te doorboren. De Flak kon dit tot 2 m, vooral bij kazematten met vlakke rechtopstaande wanden. [NIMH Coll. 410, Inv. Nr. 75096].

Men was in brede kring van deze ervaringsgegevens op de hoogte gebracht. Een schrijven daarover had al maanden tevoren gecirculeerd.

Toch had Generaloberst Fedor von Bock (Opperbevelhebber van Legergroep B) aanbevolen, de artillerie ver vooraan in te delen. Dan kon men, naar zijn idee, de kazematten (die immers van ver goed zichtbare doelen vormden) met directe richting ("mit gezieltem Einzelschuss") bestrijden [Besprechung 20.März 1940].

Maar het lichtere geschut kon hierbij niet op veilige afstand blijven. Het moest binnen een paar honderd meter van het doel worden gebracht. Dan had het nog enige uitwerking tegen kazematten en koepels.
Het naar voren brengen was volgens een rapport van de Ia (Stafofficier Operaties) van ID 227, gemakkelijker gezegd, dan gedaan. Dat lukte in de praktijk zelden. Alleen, als met een zware artilleriebeschieting het vijandelijk vuur lang genoeg kon worden onderdrukt [NIMH Coll. 401, Inv. Nr. 1781].

In het Divisiebevel Nr 3 zwaaide de Cdt ID 207 (Generalmajor Karl von Tiedemann) zijn mannen lof toe, over het bereiken van alle gestelde doelen op de eerste gevechtsdag. Dat was, 10 mei 15.20 uur, nauwelijks terecht. Want het hoofddoel (het vestigen van een bruggenhoofd achter de Grebbelinie, bij Rhenen) was niet bereikt. De Gr Zugspitze (Pantsertrein) kon niet doorstomen in de richting van Ede. De locomotief was zwaar beschadigd en moest worden weggesleept. De rijtuigen hadden voltreffers gekregen. De Groep werd daarom ontbonden. De Gr von Oesterreich was wel met de voorhoede over de IJssel, maar nog in zwaar gevecht bij Dieren-Ellecom. De Abt Brueckner had Angerlo bereikt, en wachtte daar op verdere bevelen. De Gr Neidholt was in Didam aangekomen, en stond daar volgens bevel gereed om bij Westervoort, of op een andere geschikte plaats, over de IJssel te gaan. De Gr Metger (Groep Divisieartillerie) rustte rond Beek (III/AR 311), en Loerbeek (II/AR 207). Staf/AR 207 had zich in Zevenaar bij de gevechtsstaf van ID 207 gevoegd.
De voorhoede van Gr Keppler was ook over de IJssel. Maar zij waren tussen Arnhem en Renkum in vertragende gevechten gewikkeld met onze huzaren. Verder had de verkenningsafdeling wel wat voortgang geboekt. AS 207 was het Pannerdens Kanaal over, en in opmars naar Elst [NIMH Coll. 401, Inv. Nr. 1862, 1863].

In hoeverre leverde de Duitse artillerie die dag een bijdrage aan het bereiken van de eerste doelen ?
Bij Doesburg en Westervoort gaf deze (met de andere zware wapens) de nodige dekking bij oeverwisseling aan de IJssel. De Nederlandse verdediging werd door geconcentreerd vuur onderdrukt ("niedergehalten"). Onder dat scherm ging daarna een stoottroep over, en kon een bruggenhoofd worden gevestigd.
Bij Doesburg was de pontonbrug al snel gerepareerd met een meegevoerd brugdeel. Daarna konden de zware wapens volgen. Maar verder dan Dieren-Ellecom kwam men niet die eerste dag.
De artillerie moest bij Westervoort geduld hebben. Rond 16.00 uur kwam een 8-tons brug gereed. Het duurde nog uren, tot ook een 16-tons brug geslagen was. Volgens Hauptmann Rechlin, de Ic (Stafofficier Inlichtingen) van ID 207, werden voertuigen en zware wapens "al" in de avond overgezet [NIMH Coll. 401, Inv. Nr. 1291].

Het openen van de weg naar de Grebbelinie, werd door Hauptmann Rechlin als belangrijk dagresultaat gezien. Hij schrijft in zijn verslag, onder de titel "Mit Pommern und Ostmärkern in 5 Tage von Emmerich nach Utrecht" [NIMH Coll. 401, Inv. Nr. 1292; mijn vertaling]:

"In de avond van 10 mei heeft de divisie haar doel voor de eerste aanvalsdag volledig bereikt. IJsselovergangen zijn geforceerd bij Doesburg en Arnhem, sterke bruggenhoofden gevormd, en [verdere] mogelijkheden om de rivier over te gaan geschapen. We hebben de springplank naar de volgende stelling van de Grebbe-linie."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie