maandag 17 oktober 2011

Een eresaluut voor onze artilleristen

Een nader onderzoek naar de inzet van Duitse artillerie bij Wageningen is bijna afgerond. Op grond daarvan past een eresaluut voor onze artilleristen daar en speciaal voor de grote inzet van de waarnemers. Nierstrasz geeft hen niet terecht de Zwarte Piet.

Omdat onze regels vrij strak waren, is met de waarnemingen op vijandelijke artillerie (- achteraf gezien - veel te) weinig gedaan. Daar waren wel redenen voor, die nu toch deels zeer aanvechtbaar lijken. Maar achteraf praten is natuurlijk gemakkelijk. De gegevens op een rij gezet zijn:

1) In totaal zijn tientallen vuren afgegeven. Hieronder maar een handvol op verkende (of vermoede) Duitse artillerie. Men beperkte zich grotendeels tot vuren W van Wageningen. Op Duitse artillerie hierbij van W naar O: 3 vuren in de Uiterwaarden door I-22 RA, 2 vuren in de Westrand van Wageningen door I-8 RA en I-15 RA, 1 vuur op een verplaatsing van de Bosrand naar Bornse Steeg door III-8 RA, 1 vuur (herhaald) door I-12 RA op de vermoedelijke opstellingen van zware artillerie in de Bosrand. In het volgend kaartje zijn alle afgegeven vuren ingetekend (lichtblauw 11.5, paars 12.5, rood 13.5)


2) Voor artilleriebestrijding was de LKA bedoeld. In het Algemeen Verdedigingsbevel en het Geheim Artilleriebevel (in maart resp. april 1940 nog aangepast door Gen Maj J. Harberts) waren ingedeeld I-12 RA, I-15 RA en II-19 RA.
3) De laatste afdeling was na verplaatsing op 12.5.40 rond de middag vrijwel uitgeschakeld. I-12 RA stond met drie van de vier batterijen in vooruitgeschoven stellingen bij Veenendaal (Dikkenberg), vooral gericht op het vak van II Div (richting Ede en Scherpenzeel). Opdracht was, dat I-12 RA storende vuren moest kunnen afgegeven tot de lijn Heelsum - Oostrand Ginkelse heide - Driesprong bij Meulunteren en vijandelijke artillerie moest kunnen bestrijden tot de lijn Pompstation (oostrand van de Wageningse Berg)- spoorlijn Utrecht Arnhem bij kp 78 - straatweg Arnhem Ede (Roekel) bij kp 1. Omdat de vooruitgeschoven batterijen in geschutsputten waren geplaatst, was het vuurbereik beperkt.
4) Voorzover bekend hebben I-12 RA en I-15 RA maar enkele vuren afgegeven op de vaak onnauwkeurig bepaalde plaatsen van Duitse artillerie. Met name bij Dorskamp en Bornse Steeg, resp. West van Wageningen (Vada, Synagoge, Uiterwaarden).
5) De Divisieartillerie heeft, met toestemming van de LKAC (Kol P.J.A. Bartels), vijandelijke artillerie bestreden voorzover die in zicht kwam van de waarnemers.
6) In totaal werden vooral op 11.5 14 en 12.5 12 genoeg redelijk bruikbare waarnemingen gedaan. Daarbij werd de richting gepeild. De afstand moet ook bij benadering bekend zijn geweest (goed te schatten aan de hand van bekende terreinpunten en te controleren met knaltijden*).
7) De regels voor acceptatie van waarnemingen waren te strak. Voorschrift was, dat er een kruispeiling moest worden gedaan door minstens drie posten. Eventueel na elkaar, wat dan de eerdere waarnemingen bevestigde. Alleen voor waarnemingen op mondingsvlammen moesten die waarnemingen ook nog eens gelijktijdig worden gedaan. Dat was onder de gevechtsomstandigheden toen niet mogelijk. Onder meer door de slechte verbindingen en uitval van posten. Een aantal posten werd ontruimd omdat teveel vijandelijk vuur werd ontvangen.
8) Moeilijk te begrijpen is, waarom de afdelingen 7 Veld (I-8 RA, op 13.5 ook II-4 RA en I-16 RA) niet zijn ingezet voor het afgeven van storende vuren. Een gebrek aan slanke brisantgranaten (die de dracht verhoogden van 8 km naar 10,5 km) kan daar de reden voor zijn geweest. Bij I-8 RA bestond de munitievoorraad voor iets meer dan de helft uit brisantgranaten (Bg) met verminderde lading (dracht tot 5 km), voor 40% uit BG met normale lading (dracht tot 8 km), voor maar ongeveer 8% uit slanke BG.
9) De opsporing aan Duitse zijde was beslist niet beter. De opsporing in dit terrein leverde veel slechtere resultaten dan vooraf werd verwacht. Aan Duitse zijde kon men vanuit artillerievliegtuigen ook maar weinig stellingen ontdekken. De stellingen waren door beide partijen goed gecamoufleerd. De Duitse Licht- en Geluidmeetposten spoorden ook lang niet alle batterijen op. Op 13.5 waarschijnlijk nog niet de helft van het vurend Nederlands geschut. Duitse interpretatie was, dat er hooguit 6 batterijen vuurden, die alleen vaak van stelling wisselden.

Voor de moeilijke waarneming (aan beide zijden) geeft het terreinprofiel een goede verklaring. Voor de Duitsers was het hoge terrein alleen vanuit de lucht in te zien. Aan Nederlandse zijde waren er boomgaarden, bosjes, bomenranden langs wegen, huizen en boerderijen die het zicht sterk beperkten. Zie onderstaande schets.




* Op vurende artillerie die zichtbaar is, kan knaltijdmeting worden toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het tijdsverschil tussen het zien van de mondingsvlam en het horen van de mondingsknal. De knal komt later, omdat geluid zich veel langzamer verplaatst dan licht. Voor elke seconde vertraging mag een afstand van 350 m worden gerekend. Dit is een vrij onnauwkeurige meting. Maar nauwkeurig genoeg voor het afgeven van storend vuur.

NASCHRIFT
Uit deze blog blijkt, dat soms (misschien wel vaak) door nieuwe gegevens een oude eigen mening moest worden herzien. Na het lezen van "Officier van Oranje", het boek van Rik Sentrop over J.A.A. Wynekes, in mei 1940 waarnemer op de post Groene Bank, lijkt dat nu ook weer nodig. In het boek wordt als eerste wapenfeit op 11 mei 1940 een vuur op vijandelijke artillerie genoemd. Een eenheid met paarden. III-8 RA neemt die onder vuur. Citaat (p. 71): "Plotseling bewegingen in het vizier. In Wageningen komt Duitse artillerie in stelling. Met zijn kompas en kaart weet Broekema [Elt-verkenner, plaatselijk goed bekend, zijn ouders woonden in een villa op de Wageningse Berg] razendsnel de positie te bepalen. [..] Ik geef de coördinaten direct door aan Ubbo Meijer [Lt Vuurregelingsdienst]. Gelijk volgt het vuurcommando.
Bwam. Bwam. Bwam. Er valt een dot vuur op die Duitse paarden en kanonnen." In de registers komt dit vuur niet voor. Maar die zijn ook dikwijls onvolledig en achteraf gereconstrueerd. Er staat wel een waarneming in het Dagboek van Staf 8 RA en in het Bevels- en Meldingenregister van III-8 RA. Uit de laatste bron [NIMH Coll 409, Inv Nr 511016]: " 11.5 7.45 uur. Er komen projectielen neer in vt 170-440 (geschat). Mondingsvlam 5 o/oo li. Oude Kerk Wageningen". Dat is in de richting van de akker op de Wageningse Berg (bij de Westbergweg, de verbindingsweg tussen de Diedenweg en Lexkesveer. Die akker ligt op 35 m + NAP en kan goed zichtbaar zijn geweest vanuit Groene Bank). Er waren bovendien onafhankelijke meldingen van geschut op de Wageningse Berg in rapporten van Kapt G. Cornelissen [NIMH Coll 409, Inv Nr 509014], Kapt T. Dales [Idem, Inv Nr 507020], Maj C.J. Voigt [Idem, Inv Nr 509006]. Nierstrasz nam in zijn Schets/Kaart C.5 (Gebruik van de artillerie bij IV Div op 11 mei 1940) een omcirkeld kruisje op aan de noordzijde van de Straatweg, kruising Diedenweg, bij de LH. Dat ligt aardig in de buurt. Als verklaring hierbij "Vijandelijke art. ontdekt door Ned. krijgsgevangenen". Waarschijnlijk gebaseerd op onder meer de melding van Kapt. G. Cornelissen. De locatie werd door mij beschouwd als bevestigde waarneming op III/AR 207.

Mijn indruk was tot nu toe, dat met deze waarnemingen en doormeldingen niets was gedaan. Dat lijkt nu toch echt anders te liggen. Vrij zeker werd hierop door III-8 RA (een niet in de registers voorkomend) initiatiefvuur afgegeven. Mij lijkt het getuigenis van de heer J.A.A. Wynekes (bevestigd in een telefoongesprek) namelijk heel geloofwaardig, ondanks het ontbreken van "hard bewijs". De locatie lag binnen bereik van III-8 RA. Het is dan moeilijk voor te stellen, dat op waargenomen vijandelijk geschut niet zou zijn gevuurd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reactie