Met de nu verzamelde gegevens kunnen de stellingen van de Duitse artillerie dag voor dag worden ingetekend. Er wordt hierbij als volgt gewerkt:
- Startpunt leveren de gegevens uit de KTB's. Hieruit blijkt, welke eenheden zijn ingezet. Deze zijn vermeld in het opmarsschema van de aflevering "Plaatsen" (dinsdag 26 mei 2009).
- Uit KTB's met bijlagen is meestal ook bekend, welke doelen door welke eenheden werden bevuurd.
- Dan wordt vastgesteld, in hoeverre bekende waarnemingen van Duitse artilleriestellingen bruikbaar lijken.
- Door intekenen is tenslotte nagegaan of de stellingen ook aan technische eisen voldoen.
In de laatste stap is het bereik van de 21cM Mörsers 18 op 14 km gesteld, van de 15,0 cM s FH 18 op 10 km, van de 10,5 cM le FH 18 en 16 op 8 km, en van de 15,0 cM s FH 13 op 7 km. Dat is enkele km minder dan de dracht. Die bedroeg bij de zwaarste lading op papier resp. 16,7 km, 13,25 km, 10,675 km, 9,225 km, en 8,675 km.
Er is hierbij rekening gehouden met het feit, dat vuren met de zwaarste lading de trekken en velden van de loop snel beschadigt. Dat zal in het algemeen worden vermeden. Bovendien is met name voor de Divisie-artillerie van belang, dat deze ook vuur enkele km achter de hoofddoelen kan leggen. Daarmee de aanvoer van nieuwe troepen en bevoorrading stoort, achterliggende steunpunten onder vuur neemt, en de eigen infanterie bij een opmars enige tijd kan volgen zonder van stelling te veranderen.
Op 11 mei waren nog maar drie afdelingen inzetbaar. De overige bevonden zich nog bij Oosterbeek, tever naar achteren. In afwijking op mijn eerder opgesteld schema is nu (volgens de gegevens uit de KTB's) aangenomen, dat s Art Abt 735 die dag nog niet bij ID 207 inzetbaar was. Wel inzetbaar waren II/AR SS met 12 stukken 10,5 cM le FH 18, III/AR 207 met 12 stukken 10,5 cM le FH 16, en 10, 11/AR 256 met 8 stukken 15,0 cM s FH 18.
Het volgende kaartje geeft de vermoede stellingen aan voor deze afdelingen. Het weergegeven gebied ligt tussen de coördinaten x = 166 tot 180, en y = 438 tot 448.
De stellingen zijn ingetekend aan de hand van de ooggetuigenverslagen van de heren F.A.J. Mesker, en G. van der Schouw. Beide verklaringen zijn tegenstrijdig voor het aantal waargenomen vuurmonden. De eerste meldt een opstelling van 5 stukken in de Le Maitreweg, de tweede één van 3 stukken. Verder werd deze opstelling door beiden als zwaar geschut aangegeven. Maar een batterij heeft, tenzij er uitval was, vier stukken. En een opstelling van zwaar geschut in front van een van licht geschut, is niet waarschijnlijk.
Eerder aannemelijk is, dat in Renkum tussen de Le Maitreweg en de Schaapsdrift III/AR 207 heeft gestaan. In een lijn minstens 500 m hierachter, van de Lindelaan naar de Keyenberg, bovendien de twee batterijen van IV/AR 256. Toegevoegd werd, op grond van andere gegevens, II/AR SS, die naar ik nu aanneem (in afwijking op mijn eerder schema) die dag al in Wageningen stond, in de Villawijk op de Berg.
Deze stellingen liggen alle in stedelijk gebied (woonwijken). Dat geeft een uitstekende bescherming tegen waarneming. Geluid wordt verstrooid en afgebogen, licht wordt afgeschermd.
Grondsoort en relief moeten hier geen belemmering hebben gevormd. De bodem ter plaatse is vlak en stevig.
Aangenomen is een hoofdrichting ongeveer W, en een schootsveld van circa 60 graden. De vuursectoren zijn ingetekend op een lengte van 3 km, om een idee te geven van de schaal. De grote cirkelbogen begrenzen voor elke eenheid de aangenomen dracht.
In de nacht van 10 op 11 mei zijn storende vuren afgegeven. Deze waren ook gericht op vermoede Nederlandse artilleriestellingen. De opdrachten voor de aanval op de Voorposten waren op 11 mei:
*II/AR SS (in groen), ondersteunt I/SS "DF", N van de kunstweg Wageningen - Rhenen
*III/AR 207 (in blauw), ondersteunt III/SS "DF", Z van deze weg.
*IV/AR 256 (in rood), bestrijdt artillerie bij Rhenen.
Als II/AR SS wat meer naar het N, en III/AR 207 flink meer naar het Z gedraaid stond dan hier ingetekend, was er geen sprake van kruisende vuren. Dan schoot III/AR 207 waarschijnlijk ook net niet over de stellingen van II/AR SS. De afstand (ruim 3 km) zorgde trouwens, dat dit probleemloos kon. Omdat IV/AR 256 opdracht had de verst gelegen doelen te bevuren, was ook daar geen probleem. Duidelijk is, dat III/AR 207 de Grebbeberg niet eens haalde, en dat IV/AR 256 op hoogste afstand moest werken, om over de spoorlijn Kesteren - Amersfoort te komen. De stellingen W van de spoorlijn lagen op de grens van het bereik van II/AR SS, een afdeling licht geschut. Dat verklaart, waarom op de eerste dag van strijd bij de Grebbeberg het Duitse vuur niet als zwaar ervaren werd.
woensdag 5 mei 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reactie