Om dit hoofdstuk af te kunnen ronden, moeten eerst enkele onduidelijkheden uit de weg worden geruimd. Het beste is dan, hiervoor de nu beschikbare gegevens op een rij te zetten. Dan na te gaan, welke conclusies daaruit te trekken zijn. Tenslotte vast te stellen, of dit het gangbare beeld verandert.
Ook nu overheerst nog vaak het beeld, dat het Nederlands leger slecht geoefend, slecht bewapend, en slecht gemotiveerd was. Het moest het opnemen tegen een Duitse overmacht, superieur op alle punten. De uitslag van de strijd stond zo eigenlijk al te voren vast.
Wat er in mei 1940 bij de Grebbeberg gebeurde, kan niet zo eenvoudig worden vastgesteld. Feit en fictie zijn, na zo lange tijd, bijna niet meer te scheiden. Het kluwen aan gegevens kan alleen met veel moeite worden ontward. Er waren en zijn daarom belangrijke verschillen van mening, die nog altijd niet beslist lijken.
Het is in elk geval te simpel, om de versie van Nierstrasz onverkort te blijven volgen. Zeker, omdat dit nu een typisch tijdgebonden lezing blijkt. Gebaseerd op toen bekende (beperkte en deels sterk vertekende) informatie.
Nierstrasz behandelde het verloop van de gevechten op 12.5.40 bij Wageningen zeer uitvoerig, in 112 pagina's [Deel III.3, pag 236-349]. Wat er in zijn opvatting aan Duitse zijde gebeurde, werd in nog geen 20 bladzijden beschreven. Die beknoptheid werd misschien wel de voornaamste bron voor veel latere verwarring. Om dat te illustreren wat voorbeelden uit Hoofdstuk 2. De Strijd bij de IVe Divisie op 12 mei 1940 (De strijd om de Grebbeberg) [Deel III.3, pag. 237, 259, 260, 261, 262, 267].
"Sedert de vroege morgen werd de hoofdweerstandsstrook bij 8 RI systematisch onder artillerievuur gelegd." [..]
"Hoewel de DC [Kol A.M.M. van Loon] schijnt te hebben medegedeeld, dat [..] er bij voortduring, nu hier, dan daar artillerievuur viel, dat ook op Rhenen werd gelegd, [..]."
"Na een hevige artillerievoorbereiding slaagde hij [de vijand] er in, tussen 14.00 en 14.30 de frontlijn bij de Grebbesluis binnen te dringen en zich te nestelen in het bosterrein langs een zandweg, lopende west van de kazematten G.5, G.6 en G.7 en in het terrein ten noorden van ee kunstweg, vanwaar hij zich verder uitbreidde naar het N en het W en in contact kwam met de stoplijn."
"Het artillerievuur van de Duitsers, dat de gehele morgen had geduurd, werd ten slotte geconcentreerd op het Hoornwerk, de omgeving van de Grebbesluis en de voorrand van de Grebbeberg, waardoor de bezetting van de gevechtsopstellingen, voor zoveel niet in de kazematten, in de schuilplaatsen werd gedwongen."
"De kazemat S.4a van de 3e Sectie [1-I-8 RI] was door een voltreffer onbruikbaar geworden."
"De 3e Sectie zw.mitr., in de kazematten G.5, G.6 en G.7, die de vorige dag en in de morgen van 12 mei op verwijderde afstand veel en goed vuur had afgegeven, was tegen de vijand nabij de sluis machteloos door begroeiing, omgeschoten bomen, rook van een brandende boerderij enz. G.5 en G.6 konden geen vuur uitbrengen westelijk van de kabelversperring (vóór het Hoornwerk) en G.7 kon slechts vuren op de Grebbedijk oostelijk van de versperringen. De Duitsers vielen de kazematten in de rug aan."
"De C-3e Sectie [1-II-8 RI] was intussen met zijn mannen op een onjuist bericht van een vluchteling [van I-8 RI, die met verwarde verhalen door de loopgraven trokken] naar de 4e Sectie getrokken en viel daar bij het vallen van de duisternis in handen van de Duitsers. Deze bevonden zich toen zowel op de O.oever van de Grift als bij de gevechtsopstellingen [op de W.oever]. [In een voetnoot nog:] Zoals later zal blijken, hebben de Duitsers tegen dit frontgedeelte een bataljon SSers ingezet, omdat het vuur hinderlijk was voor de langs de kunstweg oprukkende troepen."
"De bediening van de koepels G.20, G.21 en G.22 is met de tirailleurs [geweerschutters] verdwenen. Het vuur van deze koepels was voor de Duitsers zeer hinderlijk geweest."
Zoals gezegd, in recente publicaties wordt dit beeld nog altijd uitgedragen. Bijvoorbeeld in het boek van G. Terwisscha van Scheltinga, "Trouw zonder eer" (2008), pag. 271-272.* Die beschrijving volgt hier onverkort.
"SS-Standartenführer Georg Keppler was vastbesloten om op 12 mei door de Grebbelinie te breken. Anders dan een dag eerder zette hij nu zijn volledige regiment in. III/[SS] "DF" kreeg opnieuw de zwaarste taak. Het moest het Hoornwerk binnendringen, de vernielde brug bij de Grebbesluis passeren en doorstoten in westelijke richting langs de belangrijkste weg over de berg. Deze voerde naar een spoorwegviaduct voor Rhenen. De spoorlijn tussen Rhenen en Veenendaal was het 'Tagesziel'. II/[SS] "DF" zou het 3e bataljon volgen, maar op de Grebbeberg in noordwestelijke richting afbuigen, terwijl I/[SS] "DF" in reserve werd gehouden om na de doorbraak van III/[SS] "DF" 'het bereikte succes door onmiddellijk nastoten te vergroten'. Het regiment ontplooide zich in de gebruikelijke 2+1 formatie: twee bataljons voorop en een erachter.
Om 12.30 uur concentreerde de Duitse artilleriebeschieting zich op de rand van de Grebbeberg. Twee batterijen 150 mm houwitsers beschoten het Hoornwerk; twee afdelingen 105 mm houwitsers de frontlijn daarnaast en daarachter. Een derde afdeling beschoot Rhenen en het viaduct. De Duitsers waren optimistisch over het effect van het bombardement. "Reeds bij het inschieten werd een goede uitwerking (voltreffers op stellingen en in brand geschoten huizen in de stelling) vastgesteld", meldde het oorlogsdagboek van de 207e divisie.
De Nederlandse troepen die deze strategisch belangrijke posities moesten verdedigen waren niet te benijden. Hun munitievoorraad was beperkt, hun moreel onvoldoende, hun stellingen nauwelijks verdedigbaar. De brug over de Grebbe was een dag eerder weliswaar opgeblazen, maar, zo observeerde een Nederlandse sergeant: "Een groot deel van het brugdek is blijven hangen op de sluisbalken." Het Hoornwerk zelf was niet meer dan een aarden wal met loopgraven en enkele kazematten. Het terrein ervoor was onoverzichtelijk door de aanwezigheid van een boomgaard, greppels, droge sloten, struiken en de hoger gelegen Grebbedijk. Ideaal voor de aanval, funest voor de verdediging.
Om 12.50 vielen de Duitsers aan. De 9e compagnie ging voorop, gevolgd en ondersteund door de 12e compagnie die met mortieren en machinegeweren onderdrukkend vuur gaf. Gebruik makend van de vele dekkingsmogelijkheden die het terrein bood, werkten de SS'ers zich snel naar voren. Heinz Harmel beweerde in 1990 dat hij om 13.00 uur als eerste de Nederlandse prikkeldraadversperringen bereikte. "Hij schreeuwt om een kniptang. Terwijl de kogels om z'n oren vliegen, knipt hij een doorgang. De leden van zijn compagnie [9/SS "DF"] en de zware mitrailleurs van Otto Kumm [12/SS "DF"] dekken Harmel door hevig te vuren op de stellingen en de kazemat aan de voet van de berg. Hij bereikt het deels vernielde bruggetje en rent als eerste over de puinhopen naar de overkant. Voor zich ziet hij nog Hollanders naar de bunkers rennnen.
In een chaotisch gevecht slaagden de aanvallers erin de omgeving van de sluis te zuiveren. Daarbij werd de gehele bezetting van de kazemat bij de sluis neergeschoten. Niet veel later drongen ze tot op de Grebbeberg zelf door. De vier kazematten op de zuidoostelijke helling werden bezet. Na een hergroepering in de loop van de middag werd vervolgens ook de gehele noordoostelijke flank langs de Grebbeweg ingenomen."
Wat is in beide lezingen waarschijnlijk een feit, wat vermoedelijk toch fictie ? Dat zal hierna op drie hoofdpunten worden onderzocht:
(1) Koepels en kazematten
(2) Het Duitse vuurschema
(3) SS "DF" en het strijdverloop
Aan het slot volgen nog twee afleveringen. Eerst een overzicht uit Nierstrasz en de gevechtsverslagen. Met het of, wanneer en hoe, dat kazematten werden uitgeschakeld. Daarna een korte samenvatting over de kracht van de HWL, met mijn conclusies.
* Hierbij voor de juistheid van de weergave ter zijde gestaan door A. Goossens, toen redacteur van www.grebbeberg.nl.
maandag 26 december 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reactie